Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar?
Los:Je schrijft er (hier, daar, waar) + voorzetsel niet aan elkaar:
1. Als het voorzetsel een deel is van een splitsbaar werkwoord. Dat voorzetsel mag alleen aan het werkwoord vast geschreven worden.
Hij gaat ervan uit dat ik kom. (werkwoord = uitgaan)
Wie leest er voor? (werkwoord = voorlezen)
Ik tel de reiskosten erbij op. (werkwoord = optellen)
Heb jij eraan meegedaan? (werkwoord = meedoen)