Er (hier, daar, waar) + voorzetsel: los of aan elkaar?
Los:Je schrijft er (hier, daar, waar) + voorzetsel niet aan elkaar:
2. Als het voorzetsel tot een ander zinsdeel behoort.
We reden naar Friesland en hij zat achter in de auto.
We reden met de auto naar Friesland en hij zat achterin.
Leg het boek maar boven op de stapel.
Leg het boek maar bovenop.
Hij heeft vlakbij gewoond.
Hij heeft vlak bij school gewoond.