Periode 2 DA2 samengestelde zinnen

DevelsteinCollege vwo2
Deze LessonUp gaat over:
  • Herhaling samengestelde zin
  • Ontleden samengestelde zin
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DevelsteinCollege vwo2
Deze LessonUp gaat over:
  • Herhaling samengestelde zin
  • Ontleden samengestelde zin

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Samengestelde zinnen
Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm.
Ik loop naar huis.
De conciërges zetten de beamer aan.
Alle leerlingen lezen geconcentreerd in hun boek.

Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
Ik ga niet naar school, want ik ben ziek.
Mijn moeder vroeg of ik naar school wilde gaan.


Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zin:
Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 4 - Quizvraag

Samengestelde zin: welke samenstelling kan niet voorkomen?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 5 - Quizvraag

Ik ben benieuwd of jullie het snappen.

Waaruit bestaat deze samengestelde zin?
A
twee hoofdzinnen
B
een hoofdzin en een bijzin
C
twee bijzinnen
D
geen idee

Slide 6 - Quizvraag

Welke van de onderstaande zinnen is een samengestelde zin?
A
Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in
B
Eén zwaluw maakt nog geen zomer
C
Een goed begin is het halve werk
D
Holle vaten klinken het hardst

Slide 7 - Quizvraag

Onderschikking en nevenschikking

Nevenschikking = twee hoofdzinnen
(bevat vaak een nevenschikkend voegwoord: en, maar, want, of)
De jongen liep de trap op en hij ging zijn kamer in.

Onderschikking = hoofdzin en bijzin
(bevat vaak een onderschikkend voegwoord: dat, omdat, hoewel, toen, etc.)
Ik begrijp niet hoe je breuken moet vermenigvuldigen.


Slide 8 - Tekstslide

Onderschikkend of nevenschikkend?

Ik wilde naar een feestje, maar ik werd ziek.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 9 - Quizvraag

Is het voegwoord nevenschikkend of onderschikkend?

Voordat ik naar de sportschool ga, wil ik iets eten.
A
Nevenschikkend
B
Onderschikkend

Slide 10 - Quizvraag

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?

Ik weet niet of ik morgen naar het bos ga.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 11 - Quizvraag

Onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?

De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.
A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend

Slide 12 - Quizvraag

Ontleden samengestelde zin
Een samengestelde zin ontleden doe je als volgt:

  • Bepaal of de zin onder- of nevenschikkend is
  • Nevenschikkend? Dan de zinnen volledig 'normaal' ontleden.
  • Onderschikkend? Dan ontleed je de hoofdzin(nen) en               benoem je de bijzin. (Volgende periode)

Slide 13 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin:
We gaan een samengestelde zin ontleden en daarna gaan we deze controleren.

Slide 14 - Open vraag

Oefenen
Maak opdracht
7 van 2.7

Slide 15 - Tekstslide

Einde van deze lessonup

Slide 16 - Tekstslide