1TC NN - Cursus Grammatica §5 WWG

Nederlands
Welkom 1TC!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Welkom 1TC!
Voorbereiding op de les:
- Lesboek + schrift op tafel
- Telefoon in de tas
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide




  1. Drieminutentest
  2. Huiswerk nakijken
  3. Uitleg werkwoordelijk gezegde
  4. Samen oefenen
  5. Zelfstandig aan de slag
  6. Afsluiten
PLANNING

Slide 2 - Tekstslide

Drieminutentest
Je hebt drie minuten voor deze test.
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat: Huiswerk 3 en 4

Waar: Bladzijde 209

Kijk je antwoorden na en verbeter waar nodig.

Huiswerk nakijken

Slide 4 - Tekstslide

Bladzijde 212
Zal / Simone (onderwerp) / zondag / haar verjaardag / vieren?
In deze zin staan twee werkwoorden: zal en vieren. Die vormen samen het werkwoordelijk gezegde van de zin. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. 

Let op bij scheidbare werkwoorden!
Bij de volgende bushalte / stapt / Mevrouw De Wever / uit.
Werkwoordelijk gezegde = stapt uit
§5 Werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde?

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Ik SPOEL het glas OM.
B
Mijn broertje GAAT uit zijn DAK.
C
Ik HEB me in hem vergist.
D
Ik BEN AAN HET LOPEN.

Slide 8 - Quizvraag

Wat ben je aan het doen?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ben
B
ben, doen
C
ben aan het doen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Slide 10 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde.
Zij is aan het telefoneren.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij zou het hebben gedaan.

Slide 12 - Open vraag

Samen oefenen
Wat: opdracht 2 bladzijde 212
Hoe: klassikaal
Hulp: theorie op bladzijde 212

Slide 13 - Tekstslide

Wat: Maak opdracht 3, 4 en 6 van blz. 212-213
Hoe: Je mag op fluisterniveau overleggen met degene die naast je zit. 
Hulp: Theorie op blz. 212
Tijd: Tot de laatste vijf minuten van de les.
Extra: Je mag een muziekje luisteren als je oortjes of een koptelefoon bij je hebt.
Zelfstandig werken
Klaar?
Oefen in de online trainer met §1, 3 of 5

Slide 14 - Tekstslide