WK 36 VH1 - werkwoordspelling

VH1 - Nederlands
Verleden tijd sterke werkwoorden
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH1 - Nederlands
Verleden tijd sterke werkwoorden
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Sterke en zwakke werkwoorden
  • Regels voor sterke werkwoorden
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat sterke werkwoorden zijn.
  • Ik kan de sterke werkwoorden goed spellen in de verleden tijd.

Slide 3 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Klankveranderend
Onregelmatig

Niet veel regels - op gehoor

lopen - liep
eten - at
vragen - vroeg
Zwakke werkwoorden
Klankvast
Regelmatig

Regel met 't ex-kofschip/sexy fokschaap
antwoorden - antwoordde
printen - printte
verhuizen - verhuisde

Slide 4 - Tekstslide

Regels sterke werkwoorden
  • Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk:
– rijden → reed, reden; bewegen → bewoog, bewogen
  • Luister naar het meervoud om erachter te komen of de persoonsvorm in het enkelvoud op een d of een t eindigt:
– bieden → (ik) bood (want: wij/jullie/zij boden)
  • Let op: een persoonsvorm in de verleden tijd enkelvoud eindigt nooit op dt.
  • Gebruik alleen twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is:
– schrikken → schrokken, maar: zitten → zaten

Slide 5 - Tekstslide

Wat neem ik mee naar de les?
  • Opgeladen laptop
  • Nederlands boek: Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Schrijfmateriaal (pennen, markeerstift)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Zelfstandig aan de slag
Ga naar de weektaak in de methode van Nederlands.

Cursus 7 spelling, paragraaf 9 pv vt sterke werkwoorden, opdracht 1 t/m 3.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat sterke werkwoorden zijn.
  • Ik kan de sterke werkwoorden goed spellen in de verleden tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
Gisteren .... (lopen) ik naar mijn vriend toe om te voetballen.
De jongens .... (eten) een stokbroodje kruidenboter in de grote pauze.

Slide 10 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 11 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen

Voltooid en onvoltooid deelwoord
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Wat is een voltooid deelwoord?
  • Wat is een onvoltooid deelwoord?
  • De verschillen
  • Quiz/Spel
  • Zelfstandig werken

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is.
  • Ik weet wat een onvoltooid deelwoord is.
  • Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen.
  • Ik kan het onvoltooid deelwoord correct spellen.

Slide 14 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
  • Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde. Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden:
  •  Logan heeft een taart gebakken voor zijn vriendin.
  • Afgelopen seizoen is Nova geselecteerd voor het eerste handbalteam. 

Slide 15 - Tekstslide

Regels voltooid deelwoord
  • Dezelfde regels als voor de verleden tijd.
  • Sterk of klankveranderend werkwoord? Voltooid deelwoord op -en
  • Zwak of klankvast werkwoord? Gebruik het eX-KoFSCHiP of 'T SeXy FoKSCHaaP om te kijken of het eindigt op -d of -t. 

Slide 16 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is (= onvoltooid).
  • Juichend kwam de winnaar over de finish.
  • Het kleine meisje zat huilend op de stoep.

Slide 17 - Tekstslide

Regels onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d: lachen + d → lachend.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Aan de slag
Ga naar de online omgeving van Nieuw Nederlands via Magister

Cursus 7 spelling, paragraaf 10 vd en od, opdracht 1 t/m 7

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een voltooid deelwoord is.
  • Ik weet wat een onvoltooid deelwoord is.
  • Ik kan het voltooid deelwoord correct spellen.
  • Ik kan het onvoltooid deelwoord correct spellen.

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting
Voltooid of onvoltooid?
1. Gisteren ben ik samen met mijn vriend naar school gefietst.
2. Hijgend kwam ze aan op school omdat ze hard had gefietst door de wind.

Slide 23 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 24 - Tekstslide

VH1 - Nederlands
Mevrouw Giesen
week 36 les 3
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Agenda
  • Leerdoelen
  • Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
  • Werkwoordspelling spel
  • Werken aan de weektaak
  • Afsluiting

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik kan sterke werkwoorden vervoegen in de verleden tijd
  • Ik kan het voltooid deelwoord van sterke en zwakke werkwoorden correct spellen
  • Ik kan een onvoltooid deelwoord spellen

Slide 27 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
  • Zo kort mogelijk geschreven.
  • Een -e toevoegen als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t.
  • Bij een voltooid deelwoord op -en hoef je niets toe te voegen.

Slide 28 - Tekstslide

Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
  • Ik heb gelopen.        De gelopen afstand.
  • Ik heb gekookt.        De gekookte maaltijd
  • Ik heb verteld.           Het vertelde verhaal
  • Ik heb klaargezet.    De klaargezette tas.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Spel werkwoordspelling
Magister maakt groepjes van 4
Ga met je groepje samen zitten
Je krijgt 1 spel, 1 dobbelsteen
Gebruik je gum als pion
Wacht op verdere uitleg
timer
15:00

Slide 31 - Tekstslide

Weektaak - maandag af!
Kijk in Peppels en in de online methode.

  • Cursus 7 spelling, paragraaf 9 pv vt sterke werkwoorden, opdracht 1 t/m 3.
  • Cursus 7 spelling, paragraaf 10 vd en od, opdracht 1 t/m 7

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik ken de regels voor het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd.
  • Ik kan de regels voor het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd toepassen. 

Slide 33 - Tekstslide

Afsluiting
Vorig jaar ben ik naar Asten ..... (verhuizen).
Wij ..... (drinken) een glaasje cola na schooltijd.

Slide 34 - Tekstslide