Thema 3 Dictee 2 oefenen
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is dit?
Slide 2 - Open vraag
Wat is dit?
Slide 3 - Open vraag
Wat is goed?
A
geduurende
B
gedurende
C
gudurende
D
gedurendu
Slide 4 - Quizvraag
Luister en typ het woord
Slide 5 - Open vraag
Wat zie je hier?
A
persoonlijk
B
onmogelijk
C
perfect
D
helaas
Slide 6 - Quizvraag
Luister en typ het woord
Slide 7 - Open vraag
Wat is dit?
A
persoonlijk
B
het formulier
C
rechtstreeks
D
de huisarts
Slide 8 - Quizvraag
Niet vroeger, maar ...
Slide 9 - Open vraag
Wat is dit?
A
de handtekening
B
persoonlijk
C
het formulier
D
noteren
Slide 10 - Quizvraag
Wat is goed?
A
regtstreeks
B
rechtstreeks
C
rechtstriks
D
rechstreeks
Slide 11 - Quizvraag
Een ander woord voor "opschrijven".
Slide 12 - Open vraag
Luister en typ het woord
Slide 13 - Open vraag
Als iets echt niet kan, dan is het ...
A
onbekend
B
de mogelijkheid
C
perfect
D
onmogelijk
Slide 14 - Quizvraag
Wat denkt deze man?
Slide 15 - Open vraag
Luister en typ het woord
Slide 16 - Open vraag
Een ander woord voor "moeilijk".
Slide 17 - Open vraag
Als je iets niet kent, dan is het ...
A
onmogelijk
B
opbellen
C
onbekend
D
helaas
Slide 18 - Quizvraag
Typ zonder fouten:
Ik ga na school rechtstreeks naar mijn oma.
Ik ga na school rechtstreeks naar mijn oma.
Slide 19 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Er zijn helaas geen kaartjes meer voor de film.
Er zijn helaas geen kaartjes meer voor de film.
Slide 20 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Die man is voor mij totaal onbekend.
Die man is voor mij totaal onbekend.
Slide 21 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Ze mag maximaal 20 kilo meenemen in het vliegtuig.
Ze mag maximaal 20 kilo meenemen in het vliegtuig.
Slide 22 - Open vraag
Typ zonder fouten:
Het is onmogelijk om mijn huiswerk te maken.
Het is onmogelijk om mijn huiswerk te maken.
Slide 23 - Open vraag
Wat vond je van deze les?
