7.7 met of zonder n

Pak je leesboek 
en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek 
en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Met of zonder -n

Aan het eind van de les:
  • weet je wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling tussenletter
Schrijf het woord: zon + aanbidder

Slide 3 - Open vraag

Herhaling tussenletter
Schrijf het woord: boord + vol

Slide 4 - Open vraag

Herhaling tussenletter
Schrijf het woord: beer + goed

Slide 5 - Open vraag

Herhaling aan elkaar of los
Schrijf het woord: daar + boven

Slide 6 - Open vraag

Herhaling aan elkaar of los
Schrijf het woord: zes + duizend

Slide 7 - Open vraag

Herhaling aan elkaar of los
Schrijf het woord: tuin + kabouter + mutsje

Slide 8 - Open vraag

Herhaling aan elkaar of los
Schrijf het woord: hoge toren

Slide 9 - Open vraag

Herhaling koppelteken / trema
Schrijf het woord goed: piano + examen

Slide 10 - Open vraag

Herhaling koppelteken / trema
Schrijf het woord goed: mee + eten

Slide 11 - Open vraag

Herhaling koppelteken / trema
Schrijf het woord goed: dvd + speler

Slide 12 - Open vraag

Herhaling koppelteken / trema
Schrijf het woord goed: niet + roker

Slide 13 - Open vraag

Nieuwe stof: 

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn telwoorden?

Slide 15 - Woordweb

Met of zonder -n?
Twee groepen:
1. telwoorden
2. zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Met of zonder -n?
1. Telwoorden worden soms zelfstandig gebruikt. In dat geval spel je ze soms met een -n op het eind.

Telwoorden --> je geeft er een hoeveelheid mee aan
bijvoorbeeld: vele, sommige, enkele (en ook getallen)

Slide 17 - Tekstslide

Check 1: gaat het over mensen?
Je kunt alleen een -n bij het telwoord krijgen als het over mensen gaat. 
bv: 
- Velen wilden me wel een middagje komen helpen met het verzorgen van de paarden op de manege. 
- Ik heb de paarden gevoerd. Enkele hadden hun brokken binnen een minuut op.

Slide 18 - Tekstslide

Check 2: is het zelfstandig gebruikt? 
Zelfstandig betekent: er staat geen zelfstandig naamwoord achter én er kan ook geen zelfstandig naamwoord achter (omdat het niet al ergens anders in de zin staat).
bv: 
- Velen hadden hun boeken de eerste dag nog niet binnen.
- Vele leerlingen hadden hun boeken niet op de eerste dag.

Slide 19 - Tekstslide



  • Het gaat over mensen
  • Het is zelfstandig gebruikt


Slechts weinigen zijn daarvan op de hoogte.






  • Het gaat NIET over mensen bijvoorbeeld Vele (diersoorten) worden bedreigd.

  • Het is bijvoeglijk gebruikt
enkele leerlingen





Telwoorden met -en

Telwoorden met -e

Slide 20 - Tekstslide

Uitzondering
  • tientallen, honderden, duizenden, miljoenen schrijf je altijd met een -n. 

Er wonen miljoenen mensen in Nederland.
Hoeveel dieren daar leven? Ik denk miljarden.

Slide 21 - Tekstslide

Met of zonder -n
2. Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
bv: jongere mensen / oudere mensen / rijke mensen 

Zelfstandig gebruiken?
bv: jongeren, ouderen, rijken


Slide 22 - Tekstslide

Sommige/Sommigen leerlingen leren nooit voor een s.o.
A
sommige
B
sommigen

Slide 23 - Quizvraag

Op Texel zag ik veel verschillende vogels; wel honderde/honderden.
A
honderde
B
honderden

Slide 24 - Quizvraag

Vele/velen hebben een voldoende gehaald voor hun toets.
A
vele
B
velen

Slide 25 - Quizvraag

Van die struiken wil ik er wel enkele/enkelen in mijn tuin.
A
enkele
B
enkelen

Slide 26 - Quizvraag

Die broers maken altijd ruzie en meestal hebben ze beide/beiden schuld
A
beide
B
beiden

Slide 27 - Quizvraag

De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 28 - Quizvraag

Hans had twee foto's gemaakt. Ze zijn beide/beiden mislukt.
A
beide
B
beiden

Slide 29 - Quizvraag

Opdracht deze les
Maak de volgende opdrachten:
  • Cursus 7
  • paragraaf 7: Met of zonder n?
  • Opdracht 1 tot en met 5

Klaar?
Lezen in je leesboek, vat de theorie samen.
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Slotopdracht: wissel uit
Schrijf twee zinnen op een briefje (in willekeurige volgorde):
1. een zin met een telwoord dat met -n moet
2. een zin met een telwoord dat zonder -n moet

Noteer het zo: 
Ik wil dat je ............... (beide / beiden) zinnen opschrijft op een briefje. 

Slide 31 - Tekstslide

Slotopdracht: wissel uit
  1. Wissel de briefjes met degene naast je.
  2. Vul het antwoord in.
  3. Bespreek de zinnen.

Slide 32 - Tekstslide