les 5 W5

Onvoorziene/crisis situaties
                      W5
Les 5
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Onvoorziene/crisis situaties
                      W5
Les 5

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terug blik vorige les
  • Theorieles  
  • Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les weet je op welke 3 manieren je kunt reageren in een bepaalde situatie en wat deze manier inhouden.
  • Aan het einde van de les weet je  de drie reactie mogelijkheden die onze hersenen aansturen.

Slide 3 - Tekstslide

Bij welk begrip valt de volgende betekenis onder: de agressie staat direct in relatie tot wat er is gebeurd.
A
Primaire agressie
B
Secundaire agressie
C
Kwaadaardige agressie

Slide 4 - Quizvraag

Er zijn 4 mogelijke oorzaken van agressie. Welke waren dat? (schrijf tenminste iets op)

Slide 5 - Open vraag

Wat is zelfdestructief gedrag?

Slide 6 - Open vraag

Waar staat de letter S voor bij de STOPmethode?

Slide 7 - Open vraag

Theorie les
Pak je aantekeningen/ notities erbij!

Slide 8 - Tekstslide

Theorie 
In situaties die bedreigend zijn voor mensen, zijn er drie reactie mogelijkheden die onze hersenen aansturen:
• Vechten;
• Vluchten;
• Bevriezen.

Het is van belang om voor jezelf op te komen! Naast dat je het voor jezelf doet is dat ook fijn voor jouw cliënt, collega en leidinggevende



Slide 9 - Tekstslide

3 manier van reageren:








Assertiviteit
Zelfverzekerd en op een rustige wijze opkomen voor jezelf en je eigen belangen en behoeften, zonder de ander te kwetsen of diens belangen te ontkennen of te schaden.

Slide 10 - Tekstslide

Als je in een bepaalde situatie non-assertief (Subassertiviteit)  reageert, durf je niet te reageren: je houdt je in, je komt niet voor je belangen op. 

Wie overwegend non-assertief reageert:
houdt zich stil, geeft niet zijn eigen mening;
wacht eerst af wat anderen vinden;
zegt ‘ja’ terwijl hij eigenlijk ‘nee’ wil zeggen, of geeft snel toe;
gaat onenigheid en conflicten uit de weg;
vindt het moeilijk om complimenten te ontvangen.

Gevolgen: Non-assertieve mensen zeggen vaak tegen te veel dingen tegelijk ‘ja’. Ze raken dus gemakkelijk overbelast.

Slide 11 - Tekstslide

Als je assertief reageert, reageer je op een rustige, respectvolle wijze op de ander. Je geeft daarbij duidelijk aan wat je eigen belangen en behoeften zijn. 

Mensen met een assertieve houding doen moeite ervoor om de ander te begrijpen. Een meningsverschil zien ze als een gemeenschappelijk probleem, dat ze samen met de ander kunnen oplossen.

Slide 12 - Tekstslide

Agressief reageren is een manier van reageren, waarbij je weliswaar voor je eigen belangen opkomt, maar tegelijkertijd de belangen van de ander ontkent en/of schaadt.

Gevolgen: je verliest het relatieaspect uit het oog. 

Het is belangrijk dat je gevoelens van boosheid, frustratie en onmacht leert herkennen en leert beheersen.

Slide 13 - Tekstslide

Soms is het moeilijk om assertief te reageren.
Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals:
  • bescheidenheid;
  • angst;
  • te hoge verwachtingen;
  • verlegenheid;
  • schuldgevoelens;
  • sterk plichtsbesef;
  • geen eenling willen zijn;
  • bewuste keuze.







Verlegenheid:

Slide 14 - Tekstslide

Om iets op een duidelijke, assertieve manier te weigeren, kun je de volgende richtlijnen gebruiken:
  • Laat duidelijk en rustig horen wat je wilt of wat je juist niet wilt.
  • Gebruik de ik-vorm.
  • Geef aan waarom je iets wilt of niet wilt.
  • Geef suggesties voor een oplossing of zoek samen naar een oplossing.
  • Maak er geen lang verhaal van, maar houd het kort.




Slide 15 - Tekstslide

Thieme opdrachten
Boek communicatie thema 6.12

Opdrachten kolom niv 3 en 4 (verplicht voor iedereen)
1AB, 3A, 4A, 6

Studenten die niv 4 willen gaan doen extra opdrachten: kolom niv 4
2ABDE

Slide 16 - Tekstslide