4H 2021 SK H4.2 les 2 waterstofbruggen

4H SK @ LPM
verder met molecuulbindingen: waterstofbruggen
opgaven bespreken
zelfstandig werken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

4H SK @ LPM
verder met molecuulbindingen: waterstofbruggen
opgaven bespreken
zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

nog geen meso
het stukje over 'meso' blz 107 uit je boek 
slaan we over (komt in 5H)

Slide 2 - Tekstslide

hoe ontstaat een polaire binding, zoals die tussen O-H of tussen N-H?
A
doordat O en N zwaarder zijn dan een H atoom
B
doordat N en O negatief zijn en H positief
C
doordat O en N harder trekken aan het gedeelde elektronenpaar
D
doordat O en N meer elektronen hebben dan H atomen

Slide 3 - Quizvraag

welke moleculen kunnen waterstofbruggen aangaan?
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

maak een foto van je HW van vraag 14 en stuur deze in.
Niet gemaakt? Stuur dan een tekening van 4 watermoleculen die verbonden zijn met waterstofbruggen.

Slide 5 - Open vraag

1
2
3
4
welke waterstofbrug is (on)juist getekend?

1     .....

2    .....

3    .....

4    .....
juist
juist
onjuist
onjuist

Slide 6 - Sleepvraag

alleen tussen -N-H en/of -O-H
de C-H binding is niet polair!
de O-H en N-H binding is wel polair!

Slide 7 - Tekstslide

Waarom blijft een schaatsenrijder
op water (H₂O) staan?
En zou dat op olie (alleen C en H)
ook lukken?
A
Vanwege de oppervlaktespanning. Nee.
B
Vanwege de VDW bindingen. Nee.
C
Vanwege de oppervlaktespanning. Ja.
D
Vanwege de oppervlaktespanning door de waterstofbruggen. Nee.

Slide 8 - Quizvraag

De stof hiernaast is heel
goed oplosbaar in water.
Hoe zou dit kunnen?
A
omdat er OH en NH in zit
B
omdat het hydrofiel is
C
omdat het een klein molecuul is
D
omdat het door -NH en -OH waterstofbruggen aan kan gaan met water moleculen

Slide 9 - Quizvraag

Dit molecuul heeft -OH en 2 x -NH. 
Door de -OH en -NH kan dit molecuul waterstofbruggen aangaan met water moleculen.
Hierdoor lost het goed op in water. Het molecuul is hydrofiel. Het 'houdt' van water.

Bij oplossen geldt: soort zoekt soort.
hydrofiele stoffen lossen goed op in hydrofiele stoffen.

Slide 10 - Tekstslide

hydrofiel = water-lievend
stoffen die goed oplossen in water zijn hydrofiel. 
Je herkent hydrofiele stoffen aan:
-aanwezigheid van -OH of -NH in het molecuul
 
hydrofoob = water-afstotend
stoffen die slecht mengen met water, mengen wel goed in bijv. olie of wasbenzine (~ C₈H₁₈). 
Deze hydrofobe stoffen herken je aan:
- GEEN -OH of -NH
- vooral C's en H's.
aantekening voor later
polair past bij hydrofiel
apolair past bij hydrofoob

Slide 11 - Tekstslide

Is de stof (gemaakt
van deze moleculen)
hydrofiel of hydrofoob?
A
hydrofiel
B
hydrofoob

Slide 12 - Quizvraag

Is de stof (gemaakt
van deze moleculen)
hydrofiel of hydrofoob?
A
hydrofiel
B
hydrofoob

Slide 13 - Quizvraag

HW
maak de opdracht in de pdf
(volgende slide: welke waterstofbruggen zijn juist/onjuist?)
en opgave 18
lees 4.3 en maak op 24 en 25

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide