5.8 spelling les 1 en 2

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek B- studiewijzer (ELO)
Leg op tafel:
Log in 

Spelling 5.8 
Aantekeningen schrift
Laptop
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek B- studiewijzer (ELO)
Leg op tafel:
Log in 

Spelling 5.8 
Aantekeningen schrift
Laptop

Slide 1 - Tekstslide

Spoorboekje
  • doel van de les
  • wat weet je nog van het voltooid deelwoord
  • uitleg en aantekeningen maken 
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Welkom
Doel van deze les: 
Je kunt een voltooid deelwoord correct spellen.

Wie ziet het taalvoutje in het krantenbericht hiernaast?

Slide 3 - Tekstslide

Na de wedstrijd heeft hij de prijs in ontvangst .... (nemen)

Slide 4 - Open vraag

Niels heeft met zijn pijlen goed ...... (gooien)

Slide 5 - Open vraag

Wat weet je al
Wat hebben de 2 zinnen gemeen?

Na de wedstrijd heeft hij de prijs in ontvangst genomen.
Niels heeft met zijn pijlen goed gegooid.


Slide 6 - Tekstslide

Aantekening Voltooid deelwoord
  • voltooid deelwoord --> is nooit het enige werkwoord
  • altijd samen met het werkwoord: hebben-zijn-worden
  • het voltooid deelwoord staat vaak achteraan in zin
  • begint vaak met be-ge-ver-

Slide 7 - Tekstslide

Schrijfwijze voltooid deelwoord
  • zwakke ww --> voltooid deelwoord --> eindigen op -T of -D
  • maak het woord langer --> horen-hoorde - heeft gehoord
  • of kijk naar 'T SeXY FoKSCHaaP --> zit de laatste letter van de stam erin, dan wordt de laatste letter een t ( werk> heeft gewerkt )
  • sterke ww --> voltooid deelwoord --> eindigen op -en
  • slapen, sliepen, ik heb geslapen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De leerling (herinneren) zich alles.
A
herinnert
B
herinnerd

Slide 10 - Quizvraag

De leerling heeft zich alles (herinneren)
A
herinnerd
B
herinnert

Slide 11 - Quizvraag

Aan het werk


Maak de opdrachten in je werkboek
1-2-3-4-5-6-8-9
Dit is ook je huiswerk

Slide 12 - Tekstslide

Welkom!
1
WELKOM!
2
Boek B- studiewijzer (ELO)
Leg op tafel:
Log in: 

Spelling 5.8 
Aantekeningen schrift
Laptop

Slide 13 - Tekstslide

Spoorboekje
  • doel van de les
  • wat weet je nog van het voltooid deelwoord
  • uitleg en aantekeningen maken 
  • Samen oefenen
  • Zelfstandig aan het werk

Slide 14 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord correct spellen
  •  Je weet hoe je trappen van vergelijking kunt maken

Slide 15 - Tekstslide

voltooid deelwoord

Slide 16 - Woordweb

In welke zin staat er een voltooid deelwoord?
A
Het gebeurde erg snel
B
De gemailde brief kwam van de mentor.
C
Ik heb de mentor gemaild.
D
Ik mail de mentor gelijk.

Slide 17 - Quizvraag

Vandaag (gebeuren) er van alles
Vandaag is er van alles (gebeuren)
Gisteren (gebeuren) er van alles.
gebeurde
gebeurt
gebeurd

Slide 18 - Sleepvraag

Het geredde kind is gered.
Wat is het vtdw?
A
geredde
B
gered
C
geredde en gered

Slide 19 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord
  • meestal met -e : rode auto 
                                          maar een scherp mes (het woorden)
  • van een stof gemaakt? -en :  wollen trui, houten bank
                                          maar: plastic pop
  • voltooid deelwoord als een bijvoeglijk naamwoord? Zo kort mogelijk opschrijven, tenzij uitspraak verandert: de gezochte man, het geredde kind

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het verschil?

De weg is verbreed.
Het eten is aangebrand.
De sokken zijn gekrompen.


de verbrede weg
het aangebrande eten
de gekrompen sokken


Schrijf de bv die afgeleid zijn van een volt.dw zo kort mogelijk op. Tenzij de uitspraak verandert.

Slide 21 - Tekstslide

De (verbranden) broodjes
A
verbrande
B
verbrandden
C
verbranden
D
verbrandde

Slide 22 - Quizvraag

De (hout) stoel

Slide 23 - Open vraag

0

Slide 24 - Video

de …… schoenen (leer)

Slide 25 - Open vraag

Trappen van vergelijking
De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer dingen met elkaar te vergelijken.
Er zijn drie trappen: de stellende trap, de vergrotende trap en de overtreffende trap.

• De stellende trap geeft aan dat zaken gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is net zo vrolijk als ik. Bij de stellende trap gebruik je als.

• De vergrotende trap geeft aan dat zaken niet gelijk of gelijkwaardig zijn:
Hij is vrolijker dan ik. Bij de vergrotende trap gebruik je dan.

• Bij de overtreffende trap geef je aan dat de ene zaak alle andere overtreft:
Hij is de vrolijkste van de klas.

Slide 26 - Tekstslide

0

Slide 27 - Video

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk ................ basketbal.

A
dan
B
als

Slide 28 - Quizvraag

Als of dan?
Mijn broertje is even dapper .............. ik.
A
dan
B
als

Slide 29 - Quizvraag

Deze trui vind ik ................. .................... die.

A
mooier als
B
mooi als
C
mooier dan
D
mooi dan

Slide 30 - Quizvraag

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 31 - Quizvraag


De uitgeruste man heeft gesport.
Wat is het onderstreepte woord?
A
vtdw
B
pv
C
bijv.nw

Slide 32 - Quizvraag

Aan de slag
We maken eerst samen opdracht 19 op bladzijde 171.
Daarna gaan jullie zelfstandig aan het werk met 
opdracht 10-11-12-14-15-16-17
Dit is ook je huiswerk!

Slide 33 - Tekstslide