In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
Marketing les 4
Slide 1 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen Deskresearch en Fieldresearch?
Slide 2 - Open vraag
Deskresearch =
Bestaande gegevens verzamelen en analyseren --> Datamining
Secundaire gegevens
Fieldresearch =
Gericht zoeken naar informatie in het “veld” (waar de onderzoeksgroep zich bevindt)
Primaire gegevens
Onderzoeksinstrumenten:
Enquête
Interview
Groepsdiscussie
Observatie
Panel
Experiment
Slide 3 - Tekstslide
De Enquête
= een kwantitatief onderzoek waarbij je een groot aantal mensen ondervraagt.
Respondent = Iemand die je ondervraagt (en die reageert),
Slide 4 - Tekstslide
De Enquête
Mogelijkheden om de enquête af te nemen:
online,
schriftelijk,
telefonisch
mondeling (face to face)
Slide 5 - Tekstslide
Onderzoeks-
instrumenten
Diepte interview = gesprek tussen respondent en een interviewer waarbij men diep ingaat op een onderwerp
Slide 6 - Tekstslide
Mogelijkheden diepte interview
Gestructureerd persoonlijk interview --> vooraf opgestelde vragen in bepaalde volgorde
Half gestructureerde interview --> gebruikgemaakt van vooraf opgestelde vragen maar ook ruimte voor vrij gesprek
Ongestructureerd persoonlijk interview --> gesprekspunten als richtlijn voor enquêteur. Respondent zo vrij mogelijk antwoorden
Slide 7 - Tekstslide
Enquête = vragenlijst
Het formuleren van goede vragen is een secuur karwei.
Eisen aan goede vragen:
in de taal van de doelgroep
duidelijk en to the point
geef hoeveelheden, bedragen of maten (tijd, afstand) precies aan
vraag één ding tegelijk
vraag alleen naar dingen die de respondent weet en zich herinnert
makkelijk te beantwoorden.
Slide 8 - Tekstslide
Vragen formuleren
Open vragen = vraag waarop de respondent allerlei antwoorden kan geven. --> Kwalitatief onderzoek
Gesloten vraag = vraag met vooraf gestructureerde antwoordcategorieën en heeft een afgebakend aantal antwoord mogelijkheden --> kwantitatief onderzoek
Slide 9 - Tekstslide
Slecht geformuleerde vragen
Suggestieve vragen = een sturende vraag die een respondent een bepaalde kant op leidt
Dubbele vragen = vragen die op meerdere onderwerpen tegelijk ingaan
Negatieve vragen = vragen die een ontkenning bevatten
Slide 10 - Tekstslide
Slecht geformuleerde vragen
Sociaal wenselijke antwoorden = mensen geven sociaal wenselijke antwoorden als ze een antwoord invullen dat aangeeft hoe het hoort ipv dat ze eerlijk invullen hoe de situatie is
Te moeilijke vragen = vragen waarin gebruik wordt gemaakt van vaktaal (jargon) en woorden of grammaticale constructies die de doelgroep slecht of slechts met veel moeite begrijpt
Slide 11 - Tekstslide
Slecht geformuleerde vragen
Meerkeuze vragen (multiplechoice vragen) = De respondent kiest voor één of meer opties binnen een aantal vooraf geformuleerde antwoorden
Onjuiste antwoord categorieën
Onvoldoende antwoord categorieën
Slide 12 - Tekstslide
Opdrachten
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht 1
a = Primair
b= Secundair
c = Secundair
D = Secundair
E = Primair
F = Secundair
G = Secundair
H = Primair
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht 2 Installatiebranche
Slide 15 - Open vraag
Opdracht 2 installatiebranche
Hier zijn enkele goede bronnen:
googelen op internet, nieuwssites zoals nu.nl, zoeken
binnen de website van kranten zoals telegraaf.nl, vakbladen over de bouw,
www.kvk.branchewijzer - keuze installatie,
zoeken op de informatie van banken,
binnen Twitter zoeken op woorden zoals bouwberoepen of bouw.
Het CBS heeft mogelijk ook informatie.
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht 2 webwinkel
Slide 17 - Open vraag
Opdracht 3 webwinkel
Vakbladen voor de diervoedingsbranche,
krantenartikelen over huisdieren (via sites zoals devolkskrant.nl),
via de kvk branchewijzer,
via twinkle.nl.
Mogelijk ook via het cbs
Slide 18 - Tekstslide
Vragenlijst
Bij het samenstellen van een vragenlijst kies je welke soort vragen je wilt gebruiken.
Er zijn twee hoofdcategorieën:
open vragen
gesloten vragen.
Slide 19 - Tekstslide
1. Open vragen
= een vraag die begint met wie, wat, waar, waarom, waarmee, waarvoor, welke, hoe, hoe vaak, hoeveel
Voorbeeld open vragen
Welke kleuren vindt u mooi?
Wat voor soort kleding draagt u het liefst?
Wanneer gebruikt u ons product?
Slide 20 - Tekstslide
1. Open vragen
Op open vragen zijn allerlei antwoorden mogelijk. Daarom zijn ze minder geschikt voor een enquête. Je kunt dan geen antwoorden tellen.
Slide 21 - Tekstslide
2. Gesloten vragen
= een vraag die een respondent slechts met een beperkt aantal vaststaande antwoorden kan beantwoorden
Slide 22 - Tekstslide
soorten gesloten vragen
De ja/nee-vraag is een gesloten vraag met twee antwoordmogelijkheden ('ja' of 'nee').
Slide 23 - Tekstslide
soorten gesloten vragen
De een-uit-meervraag/meerkeuzevraag / multiplechoicevraag heeft meer dan twee antwoordmogelijkheden. Het is hierbij de bedoeling dat de respondent maar één antwoord aankruist.
Slide 24 - Tekstslide
soorten gesloten vragen
Een meer-uit-meervraag heeft meer dan twee antwoordmogelijkheden, maar nu zijn er ook meerdere antwoorden mogelijk.
Slide 25 - Tekstslide
Antwoordschalen
de antwoorden bestaat uit een aantal categorieën die in een logische volgorde staan. Met antwoordschalen kun je de antwoorden uit een enquête meten.
Slide 26 - Tekstslide
Welke drie functies heeft marktonderzoek?
A
Interessante, groeiende en super functie
B
Informatieve, creatieve en bewakingsfunctie
C
Informatieve, innovatieve en instruerende functie
Slide 27 - Quizvraag
Wat vormt altijd de aanleiding voor marktonderzoek?
A
Een dilemma
B
Een vraag van een klant
C
Een marketingprobleem
D
Een wetenschappelijk onderzoek
Slide 28 - Quizvraag
Wat is marktonderzoek?
A
zoeken naar nieuwe klanten op basis van een onderzoek
B
onderzoeken hoe je het best kunt communiceren met je klanten
C
een studie die van belang is voor het vaststellen en oplossen van marketingproblemen
D
een onderzoek dat zich richt op het bevorderen van de verkoop
Slide 29 - Quizvraag
Wat geldt voor de volgende beweringen over vraagsoorten? I Open vragen zijn minder geschikt voor een enquête dan gesloten vragen. II Een enquête kan het best met een makkelijke vraag beginnen.
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Vragen stellen aan personeel over de werkplek noem je
A
interne deskresearch
B
interne field research
C
externe deskresearch
D
externe field research
Slide 31 - Quizvraag
Huiswerk volgende week
Bekijk het filmpje :
https://www.youtube.com/watch?v=wPNlpDqabW4
1. Is hier sprake van een kwalitatief of kwantitatief onderzoek?
2. Wat voor vorm van onderzoek wordt hier gevoerd?