Gramatica

Grammatica
Wat weten jullie al?
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Wat weten jullie al?

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica

Slide 2 - Woordweb

Wat is grammatica?
Grammatica = Regels die je gebruikt om een goede zin te maken. Hier vallen zinsdelen en woordsoorten onder.

Woordsoorten = Alle losse woorden in een zin die een naam hebben. bijv lidwoorden, werkwoorden, zelfstandige naamwoorden.

Zinsdelen = Zijn delen van de zin waar je een naam aan kan geven. Denk aan het onderwerp, werkwoordelijk gezegde of lijdend voorwerp.


Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden
Werkwoorden = woorden die een handeling in de zin beschrijven.
Sterke werkwoorden = werkwoorden die veranderen van klank in de verleden tijd.
Zwakke werkwoorden = werkwoorden die niet veranderen van klank in de verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plek.
Geen werkwoorden
Werkwoorden
Lezen
Schrijven
Laptop
Bureau
Werken
Rennen
Fiets
Ketting

Slide 5 - Sleepvraag

Scheidbare werkwoorden
Scheidbare werkwoorden = werkwoorden waar aan elkaar in de zin voorkomen. Of los van elkaar in de zin voorkomen.

Voorbeelden:
Erik kon het nog wel even volhouden.
Erik hield het nog wel even vol.

Slide 6 - Tekstslide

In welke zin staat een scheidbaar werkwoord?

A
Ik neem de telefoon op.
B
Ik loop elke dag naar school.
C
Ik eet een appel.
D
Hij gelooft in zijn dromen.

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin staat een scheidbaar werkwoord?

A
Wij begrijpen de uitleg goed.
B
Mijn gele jas valt erg op.
C
Zij geniet van het uitzicht.
D
Ik hoor een vogel fluiten.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin staat een scheidbaar werkwoord?

A
De hond slaapt op de bank.
B
Hij kent de weg naar huis.
C
Ze denkt even na.
D
Wij leven in een mooie stad.

Slide 9 - Quizvraag

In welke zin staat een scheidbaar werkwoord?

A
Hij staat altijd om zeven uur op.
B
Ik zwem elke ochtend in het zwembad.
C
Jij probeert het nog een keer.
D
Zij begrijpt de situatie helemaal.

Slide 10 - Quizvraag