Kern 21 Soorten werkwoorden en werkwoordelijk gezegde

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
20:00
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

werkwoorden
zelfstandig 
werkwoord
hulpwerkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Deze week.......
Onderscheid maken tussen zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden. (Hoofdstuk 21)

Slide 3 - Tekstslide

Deze week....
Les 1: Nakijken,  terugblik, instructie soorten werkwoorden, opdracht 9
Les 2: Werkwoordelijk gezegde
Les 3: Opgave 
Les 4: Zelfstandig werken (1 t/m 4, 6 t/m 8)

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken
Markeer welke opgave je lastig vind...tijdens zelfstandig werken krijg je dan extra uitleg.
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik
Taalkundig en redekundig ontleden

Taalkundig ontleden

Slide 6 - Tekstslide

Benoem alle bepaalde lidwoorden

Slide 7 - Open vraag

Noem alle onbepaalde lidwoorden

Slide 8 - Open vraag

Benoem de zelfstandige naamwoorden van deze zin: Ik heb een hekel aan de kou op mijn kamer.

Slide 9 - Open vraag

Benoem wat is in deze zin een bijvoeglijk naamwoord?
Mijn auto is groen van binnen.
A
Auto
B
Binnen
C
Groen
D
Mijn

Slide 10 - Quizvraag

Werkwoorden
Je leert welke soorten werkwoorden er zijn en hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt herkennen.


Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
  • Het allerbelangrijkste werkwoord in een zin.
  • In een zin met maar 1 werkwoord is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord.
  • De persoonsvorm in een zin met 1 werkwoordis een zelfstandig werkwoord.
Voorbeeld:
Ik koop een gebakje.
Je kunt naar school lopen

Slide 12 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
  • Bij meerdere werkwoorden in een zin, staat het zelfstandig werkwoord achteraan. 
  • De overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden. Ze helpen de zin naar het zelfstandig werkwoord toe.
Voorbeeld:
Ik zou je een hand kunnen geven.

Slide 13 - Tekstslide

Wat voor werkwoord is het werkwoord Moet?
De volgende keer moet je beter opletten.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is hier een zelfstandig werkwoord?
Ik kom je vanavond ophalen.
A
Ik
B
Kom
C
Vanavond
D
Ophalen

Slide 15 - Quizvraag

Benoem alle werkwoorden:
Dit weekend heb ik nieuwe boeken gekocht.

Slide 16 - Open vraag

Oefenen....
Beschrijf een grappige situatie die je hebt meegemaakt zonder hulpwerkwoorden te gebruiken. Gebruik min 5 zinnen.

Slide 17 - Tekstslide

Lees je zinnen voor aan je schoudermaatje


Waar liep je tegen aan?

Slide 18 - Tekstslide

Les 2

Slide 19 - Tekstslide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.

We starten met stillezen
timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze week....
Les 1: Nakijken,  terugblik, instructie soorten werkwoorden, opdracht 9
Les 2: Werkwoordelijk gezegde
Les 3: Opgave 6
Les 4: Zelfstandig werken (1 t/m 4, 6 t/m 8)

Slide 21 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert welke soorten werkwoorden er zijn en hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt herkennen.


Slide 22 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 23 - Tekstslide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!
Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen


Slide 24 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in de zin.
B
De persoonsvorm.
C
Alle werkwoorden in de zin behalve de persoonsvorm.
D
Het voltooid deelwoord.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Ik SPOEL het glas OM.
B
Mijn broertje GAAT uit zijn dak.
C
Ik HEB me in hem VERGIST.
D
Ik BEN AAN HET LOPEN.

Slide 27 - Quizvraag

Nu jij....
Hoofdstuk 21
Opgave 7 (Werkwoordelijke uitdrukkingen)

Klaar? Weektaak

Slide 28 - Tekstslide

Les 3
Even herhalen.....

Slide 29 - Tekstslide

Samen
Beschrijf een grappige situatie die je hebt meegemaakt zonder hulpwoorden te gebruiken. Minimaal 5 zinnen

Denken-delen

Slide 30 - Tekstslide

Les 4
Zelfstandig werken
Leren hoofdstuk 21
Maken van hoofdstuk 21 ( 1 t/m 4 en 6 t/m 8)

Slide 31 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukking
Een werkwoordelijke uitdrukking is een vaste combinatie van een werkwoord en een of meer andere woorden. Het belangrijkste kenmerk van deze combinatie is dat je die in z’n geheel figuurlijk moet opvatten.



Slide 32 - Tekstslide


Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking

Janine koos het hazepad.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking



Jesse raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking







Werkwoordelijke uitdrukkingen

Slide 33 - Tekstslide

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
A
Door van de zin een vraagzin te maken.
B
Door de vraag te stellen: Wie of Wat + persoonsvorm.
C
Door alle werkwoorden in de zin te zoeken.
D
Ik snap het nog niet.

Slide 34 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
A
Woordsoort
B
Zinsdeel

Slide 35 - Quizvraag

In het werkwoordelijk gezegde komt altijd ook de persoonsvorm voor.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Ik ben aan het eten
Het werkwoordelijk gezegde =
A
Ik
B
ben
C
ben eten
D
ben aan het eten

Slide 37 - Quizvraag