Afsluiting en vooruitblik--Toets taalverzorging 1-2-3
Slide 3 - Tekstslide
Wat betekent framing?
A
Samenstellingen van woorden maken die niet positief zijn.
B
Heel bewust woorden kiezen die een bepaald beeld en gevoel oproepen bij een onderwerp
C
De werkelijkheid beïnvloeden aan de hand van beelden.
Slide 4 - Quizvraag
Welk woord is een voorbeeld van framing?
A
Coronavirus
B
avondklok
C
straatagent
D
straatterrorist
Slide 5 - Quizvraag
Is hier sprake van framing? Zij weet het weer niet.
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Is hier sprake van framing?
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quizvraag
Taalverzorging 1
Wie bepaalt hoe het hoort?
Slide 8 - Tekstslide
Doel: Je leert waarom er regels voor spelling zijn afgesproken.
Slide 9 - Tekstslide
Waarom denk je dat er regels voor spelling zijn afgesproken?
Slide 10 - Woordweb
We lezen samen de tekst op pagina 34-35 van je boek
Correct spellen: hoe doe je dat?
Etymologie en analogie
Een lang proces naar één officiële spelling
Welke ‘autoriteiten’ kun je gebruiken?
Discussie over spelling
Slide 11 - Tekstslide
Welke informatie geeft een woordenlijst NIET?
A
grammaticale categorieën
B
de spelling van woorden
C
lidwoorden
D
verbuigingen
Slide 12 - Quizvraag
In welk naslagwerk kun je het beste zoeken als je wilt weten wanneer je een tussen-n schrijft en wanneer niet?
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten
Slide 13 - Quizvraag
Waarom is goed toepassen van spellingsregels zo belangrijk?
A
Omdat het dom is om spellingsfouten te maken.
B
Omdat dat nou eenmaal hoort.
C
Omdat niet alle apps (zoals Word) een spellingscontrole hebben.
D
Omdat het nodig is om in de maatschappij goed te kunnen functioneren.
Slide 14 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? w in erwt
Tekst
A
etymologie
B
analogie
Slide 15 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? h in thema
A
etymologie
B
analogie
Slide 16 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? d in avond
A
etymologie
B
analogie
Slide 17 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? b in ambtenaar
A
etymologie
B
analogie
Slide 18 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? b in rib
A
etymologie
B
analogie
Slide 19 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol? c in carpe diem
A
etymologie
B
analogie
Slide 20 - Quizvraag
In het Nederlands bestaan woorden die precies hetzelfde worden uitgesproken, maar anders worden geschreven en een andere betekenis hebben, bijvoorbeeld: ijken-eiken, rijzen-reizen, stijl-steil. Bedenk nog zo een woordpaar.
Slide 21 - Woordweb
Welk naslagwerk moet je gebruiken als je wilt weten wat deze woorden betekenen?
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten
Slide 22 - Quizvraag
Speelt bij de spelling van dit soort woordparen etymologie of analogie een rol?
A
etymologie
B
analogie
Slide 23 - Quizvraag
In 2005 verweten de makers van het Witte Boekje hun collega's van het Groene Boekje dat het consequent toepassen van regels tot onlogische vormen leidde. Welke spellingsregel vind jij onlogisch? Gebruik voorbeelden en leg je antwoord uit.
Slide 24 - Woordweb
De spelling van het woord 'allebei' is via een zoekmachine te vinden. Geldt dat ook voor het woord 'gebeurt/gebeurd'? Leg je antwoord uit.
Slide 25 - Woordweb
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: di 8 oktober
Herhalen lesstof blz 34 en 35 en maken opdracht 10 en 12
programma taalverzorging 2, blz 36-37
Meenemen: lesboek, laptop, leesboek, schrift en pen