V3a Taalverzorging 1 Wie bepaalt hoe het hoort?

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Leerwerkcheck schrijfvaardigheid 1
  3. Taalverzorging 1 Wie bepaalt hoe het hoort?
  4. Toets bespreken
  5. Afsluiting en vooruitblik--Toets taalverzorging 1-2-3

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent framing?


B
A
Samenstellingen van woorden maken die niet positief zijn.
B
Heel bewust woorden kiezen die een bepaald beeld en gevoel oproepen bij een onderwerp
C
De werkelijkheid beïnvloeden aan de hand van beelden.

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord is een voorbeeld van framing?
D
A
Coronavirus
B
avondklok
C
straatagent
D
straatterrorist

Slide 5 - Quizvraag

Is hier sprake van framing?
Zij weet het weer niet.
A
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Is hier sprake
van framing? A
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Taalverzorging 1 
Wie bepaalt hoe het hoort?

Slide 8 - Tekstslide

Doel: Je leert waarom er regels voor spelling zijn afgesproken.

Slide 9 - Tekstslide

Waarom denk je dat er regels voor spelling zijn afgesproken?

Slide 10 - Woordweb

We lezen samen de tekst op pagina 34-35 van je boek

  • Correct spellen: hoe doe je dat?
  • Etymologie en analogie
  • Een lang proces naar één officiële spelling
  • Welke ‘autoriteiten’ kun je gebruiken?
  • Discussie over spelling

Slide 11 - Tekstslide

Welke informatie geeft een woordenlijst NIET?
A
A
grammaticale categorieën
B
de spelling van woorden
C
lidwoorden
D
verbuigingen

Slide 12 - Quizvraag

In welk naslagwerk kun je het beste zoeken als je wilt weten wanneer je een tussen-n schrijft en wanneer niet?
B
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten

Slide 13 - Quizvraag

Waarom is goed toepassen van spellingsregels zo belangrijk?
D
A
Omdat het dom is om spellingsfouten te maken.
B
Omdat dat nou eenmaal hoort.
C
Omdat niet alle apps (zoals Word) een spellingscontrole hebben.
D
Omdat het nodig is om in de maatschappij goed te kunnen functioneren.

Slide 14 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
w in erwt

A
Tekst
A
etymologie
B
analogie

Slide 15 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
h in thema
A
A
etymologie
B
analogie

Slide 16 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
d in avond
B
A
etymologie
B
analogie

Slide 17 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
b in ambtenaar
A
A
etymologie
B
analogie

Slide 18 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
b in rib
B
A
etymologie
B
analogie

Slide 19 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van het volgende woord etymologie of analogie een rol?
c in carpe diem
A
A
etymologie
B
analogie

Slide 20 - Quizvraag

In het Nederlands bestaan woorden die precies hetzelfde worden uitgesproken, maar anders worden geschreven en een andere betekenis hebben, bijvoorbeeld: ijken-eiken, rijzen-reizen, stijl-steil. Bedenk nog zo een woordpaar.

Slide 21 - Woordweb

Welk naslagwerk moet je gebruiken als je wilt weten wat deze woorden betekenen?

A
A
woordenboeken
B
handboeken spelling en stijl
C
woordenlijsten

Slide 22 - Quizvraag

Speelt bij de spelling van dit soort woordparen etymologie of analogie een rol?
A
A
etymologie
B
analogie

Slide 23 - Quizvraag

In 2005 verweten de makers van het Witte Boekje hun collega's van het Groene Boekje dat het consequent toepassen van regels tot onlogische vormen leidde. Welke spellingsregel vind jij onlogisch? Gebruik voorbeelden en leg je antwoord uit.

Slide 24 - Woordweb

De spelling van het woord 'allebei' is via een zoekmachine te vinden. Geldt dat ook voor het woord 'gebeurt/gebeurd'? Leg je antwoord uit.

Slide 25 - Woordweb

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: di 8 oktober

Herhalen lesstof blz 34 en 35 en maken opdracht 10 en 12
programma taalverzorging 2, blz 36-37

Meenemen:  lesboek, laptop, leesboek, schrift en pen

Slide 26 - Tekstslide