1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. seconde - secondes/seconden
2 Sommige woorden hebben meer betekenissen. Het meervoud is dan ook anders.
blad (tijdschrift) – bladen, blad (boomblad) – bladeren
3 Bij woorden op -s of -f moet je soms de laatste letter veranderen in -z of -v. vaas – vazen (maar: mens – mensen).
4 Woorden op -ie krijgen een trema. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, komt er -ën achter het enkelvoud.
Als dat niet zo is, dan komt de trema op de laatste -e van het woord.
Ook woorden op -ee krijgen -ën in het meervoud. knie – knieën, therapie – therapieën, bacterie – bacteriën, idee – ideeën
5 Woorden die eindigen op één lang-klinkende klinker krijgen een ’s als je het woord anders verkeerd zou kunnen uitspreken.
Ook woorden op -y na een medeklinker krijgen ’s in het meervoud. opa – opa’s, studio – studio’s, baby – baby’s
6 Sommige beroepen op -man kunnen als meervoud ook -lui of -lieden hebben.
timmerman - timmermannen, timmerlui of timmerlieden
7 Bij sommige woorden verandert de klank. schip – schepen
8 Latijnse woorden hebben vaak de Latijnse meervoudsvorm. museum – musea (of: museums) medicus – medici
9 Sommige woorden bestaan alleen in enkelvoud of meervoud. rommel, vlees, hersenen, inkomsten