In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Wat weten we nog van vorige week?
Slide 1 - Woordweb
Hoe ging het huiswerk? Moeite met bepaalde opdrachten?
Slide 2 - Woordweb
4.2 Vermogen en weerstand
Slide 3 - Tekstslide
Vermogen
Wat is vemogen?
Vermogen in huis!
Vermogen van verschillende apparaten!
Vermogen berekenen
Slide 4 - Tekstslide
Vermogen
Hoeveelheid energie die per seconde gebruikt wordt.
Slide 5 - Tekstslide
Vermogen
Symbool is P (Power)
Wordt uitgedrukt in W (Watt)
P = U x I
Twee manieren om meer energie te leveren:
1. Een hogere stroomsterkte (p s meer elektronen door apparaat)
2. Een grotere spanning (meer E voor elektronen)
Slide 6 - Tekstslide
Formule vermogen P = U x I
* Spanning *
grootheid: U
eenheid: Volt
* Stroomsterkte *
grootheid: I
eenheid: Ampère
Slide 7 - Tekstslide
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
Voorbeeld:
Wat is het vermogen van een lamp die op 230 V aangesloten is en waar
2 Ampère door gaat?
P = 230 V x 2 A
P = 460 Watt
Slide 8 - Tekstslide
Hoeveel is het vermogen?
A
3.6 A
B
50-60 Hz
C
230 V
D
780 W
Slide 9 - Quizvraag
Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A. Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W
Slide 10 - Quizvraag
Formule anders
Wat als je juist de spanning of de stroomsterket moet berekenen?
De formule P = U x I kun je ook anders schrijven van U of I gevraagd wordt:
Wat is die van de U en I?
6=3⋅2
P=U⋅I
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de stroomsterkte bij een weerstand van 0,230 ohm en een spanning van 230 V?
A
0,001A A
B
0,1 A
C
10A
D
1000 A
Slide 12 - Quizvraag
Bij een spanning van 6 volt en een weerstand van 12 ohm loopt er een stroom van:
A
72 A
B
2 A
C
0,5 A
D
18 A
Slide 13 - Quizvraag
Wat is weerstand?
Deze bepaalt hoeveel stroom er door het apparaat loopt.
Symbool = R
Eenheid: Ohm ( Ω ) .
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Weerstand van een draad
Slide 16 - Tekstslide
Weerstand berekenen
Weerstand = spanning / stroomsterkte
Eenheid van weerstand is Ω (Ohm)
R=IU
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld berekening
Bij een proef loopt bij 6 V een stroom van 0,5 A door een lamp. Wat is de weerstand van de lamp?
Oplossing:
U = 6 V
I = 0,5 A
R = ?
R = 12 Ω
R=IU
R=0,56
Slide 18 - Tekstslide
Een weerstand is aangesloten op 10 Volt en neemt een stroom op van 3 ampère. Wat is de waarde van de weerstand?
A
R = 33,33 Ω
B
R = 3.33 Ω
C
R = 0.33 Ω
D
R = 333 Ω
Slide 19 - Quizvraag
Door een weerstand van 8 kΩ gaat een stroom van 4 mA. Op welke spanning is de weerstand aangesloten?
A
U = 3.2 V
B
U = 24 V
C
U = 32 V
D
U = 3.6 V
Slide 20 - Quizvraag
Zekering (smeltveiligheid)
Een zekering zorgt ervoor dat de stroomkring bij kortsluiting of overbelasting wordt onderbroken.
Slide 21 - Tekstslide
Elektronische zekering
Smeltveiligheid
Slide 22 - Tekstslide
In de smelt-veiligheid zit een draadje: de smeltdraad. Alle stroom van de groep gaat door dit draadje. Bij over-belasting of kortsluiting wordt het draadje zo warm dat het smelt. De stroomkring wordt onderbroken. De spanning op de groep is uitgeschakeld.