H7 + H8 Herhaling

Vooraf
Voor het einde van de timer, zorg je dat je klaar bent voor de les (dus niet pas als de timer voorbij is....)


Lessonup

  • Gebruik je eigen naam (smiley/emoji mag)
  • Gebruik elke keer dezelfde naam!

timer
3:00
Rules!
  • We respecteren elkaar en elkaars spullen; we laten elkaar uitspreken en behandelen elkaar met respect.
  • Je komt goed voorbereid naar de les; materiaal goed voor elkaar, ingelezen, etc.
  • Eten, drinken of naar het toilet doen we zoveel mogelijk na de les of in de pauze
  • De telefoon blijft in de tas, broekzak (o.i.d) tenzij anders wordt aangegeven.
  • We gebruiken de laptop uitsluitend voor schooldoeleinden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vooraf
Voor het einde van de timer, zorg je dat je klaar bent voor de les (dus niet pas als de timer voorbij is....)


Lessonup

  • Gebruik je eigen naam (smiley/emoji mag)
  • Gebruik elke keer dezelfde naam!

timer
3:00
Rules!
  • We respecteren elkaar en elkaars spullen; we laten elkaar uitspreken en behandelen elkaar met respect.
  • Je komt goed voorbereid naar de les; materiaal goed voor elkaar, ingelezen, etc.
  • Eten, drinken of naar het toilet doen we zoveel mogelijk na de les of in de pauze
  • De telefoon blijft in de tas, broekzak (o.i.d) tenzij anders wordt aangegeven.
  • We gebruiken de laptop uitsluitend voor schooldoeleinden

Slide 1 - Tekstslide

Wat bedoeld men met 'ratio'?
A
Het verstand
B
Het geloof
C
Het innerlijke
D
Het eerlijke

Slide 2 - Quizvraag

Wat was het doel van rationeel optimisme?
A
Het afschaffen van het ancien regime (Geestelijkheid, adel, de rest)
B
Het volk opvoeden als intellectuelen
C
Een betere, eerlijker samenleving ontwikkelen
D
Het creëren van een democratische samenleving

Slide 3 - Quizvraag

Lodewijk XIV baseerde zijn macht op het 'droit divin'. Wat is dit?
A
Dat hij zijn macht van god heeft gekregen
B
Dat hij zijn macht namens de paus heeft gekregen
C
Dat het volk hem deze macht heeft gegeven
D
Dat hij door een erfenis via zijn vader de macht heeft gekregen

Slide 4 - Quizvraag

Het 'sociaal contract' van Locke is een deal tussen vorst en volk. Wat houdt deze deal in?
A
Een koning mag regeren als hij handelt in het belang van het volk
B
Het volk mag een koning kiezen die het beste voor het volk is
C
Het volk heeft de macht en de koning heeft het volk te dienen
D
Een koning krijgt de absolute macht zolang hij handelt in het belang van het volk

Slide 5 - Quizvraag

De president
Leider van de regering en de strijdkrachten.
Hooggerechtshof
Controleert de regering. Kan wetten en besluiten verbieden die in strijdt zijn met de grondwet.
Congres
Het parlement van Amerika. Hierin maken afgevaardigden van de staten wetten
Sleep de machten naar de juiste persoon/instituut
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht

Slide 6 - Sleepvraag

Hiernaast zie je een uitspraak van Fredrik de Grote (verlicht absolutist)

Bij welke filosofie van de volgende verlichtingsdenkers sluit deze uitspraak het beste op aan?
A
Montesquieu
B
Voltaire
C
Locke
D
Rousseau

Slide 7 - Quizvraag

Voltaire
Montesquieu
Rousseau
Locke
Diderot
Macht moet verdeeld zijn in drie onderdelen: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
Sociaal contract waarbij het volk altijd de hoogste macht behoud
Sociaal contract waarbij mensen uit hun midden bestuurders kiezen en het recht behoud om ze af te zetten
Het overgrote deel van het volk is te dom om bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen
Bedenker van de Ecyclopédie om het volk te onderwijzen

Slide 8 - Sleepvraag

Korte samenvatting
  • Tijdens de verlichting wordt deze ratio toegepast om de maatschappij te verbeteren (rationeel optimisme) > naast natuurwetten zouden er ook natuurrechten bestaan (vrijheid van meningsuiting, etc).

  • Verlichte ideeën over regering: Sociaal contract; denkbeeldig verdrag tussen mensen onderling om een politieke samenleving of staat t vormen. (Vorst krijgt recht om te besturen in ruil daarvoor krijgt het volk rechten voor het algemeen belang: vrijheid, veiligheid, etc.) Thomas Hobbes, John LockeJean-Jaques Rousseau

  • Trias Politica (scheiding der machten); een staat zou verdeeld moeten zijn in een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.

  • Verlicht Absolutisme; regeren volgens het principe van het absolutisme, maar met invloeden van de verlichting. Het bevorderen van het welzijn van het volk. Vooral op plekken waarbij het Ancien Regime  (de adel)  nog machtig was deze regeringsvorm niet succesvol.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak voor de Franse revolutie
A
Jaren van slechte oogsten
B
Steun aan de Amerikaanse revolutie
C
Het invoeren van nieuwe belasting zonder toestemming van de Staten-Generaal
D
Onvrede over de ancien regime (derde stad betaald alleen belasting)

Slide 10 - Quizvraag

Tekst
Geef de verhouding tussen de standen aan op deze afbeelding:
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 11 - Sleepvraag

Plaats de volgende standen op de goede plek in grafiek:

Bevolkingsaantal
per stand
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 12 - Sleepvraag

Plaats de volgende standen op de goede plek in grafiek:

Land per 
stand
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 13 - Sleepvraag

Bij de daaropvolgende vergadering van de Staten-Generaal, om steun te krijgen voor het nieuwe belastingplan, was de stemprocedure bij voorbaat al oneerlijk voor de derde stand. Waarom?
A
Omdat elke stand maar één stem had
B
Omdat de derde stand niet uitgenodigd was bij de Staten-Generaal
C
Omdat men de derde stand niet toeliet tot de zaal waar de stemming werd gehouden
D
Omdat de eerste en tweede stand met veel meer mensen waren dan de derde stand

Slide 14 - Quizvraag

Waarom zou men ervoor kiezen om de koning te laten leven?
A
Om de rust in het land te bewaren
B
Zodat ze gebruik konden maken van zijn geld
C
Om te voorkomen dat Frankrijk aangevallen zou worden
D
Omdat de koning de kant van de revolutionairen koos

Slide 15 - Quizvraag

Kort samengevat 7.3
  1.  Frankrijk bestaat uit een standensamenleving de eerste stand bestaat uit de geestelijkheid, de tweede stand uit de adel en de derde stand uit de rest. Alleen de derde stand betaalde belasting, daarbij hadden de eerste en tweede stand privileges.
  2. In de 18e eeuw zat Frankrijk in economische problemen. Koning Lodewijk XVI wilde nieuwe belasting invoeren, maar door slechte oogsten kond de derde stand de belasting niet meer op brengen. Dus om steun te krijgen voor zijn plan roept de koning de Staten-Generaal bijeen.
  3. Tijdens de Staten-Generaal zou per stand gestemd worden, waardoor het voor de derde stand uitzichtloos was. Zij verlieten de Staten-Generaal en riepen zich uit tot de Nationale Vergadering en beloofden een grondwet te schrijven. De koning noch de eerste of tweede stand willen hier aan mee werken.
  4. De derde stand bestormd hierop de Bastille (wapens) en grijpen de macht in Parijs. Met het uitbrengen van de Rechten van de Mens en Burger (grondwet) wordt Frankrijk een constitutionele monarchie
  5. Radicale revolutionairen (Jacobijnen) vinden de veranderingen niet ver genoeg gaan en eisen verdere hervormingen. Na een staatsgreep wordt koning XVI onthoofd en iedereen die tegen de ideeën van de Jacobijnen is wacht hetzelfde lot (terreur)
  6. Generaal Napoleon Bonaparte maakt gebruik van de onrust in Frankrijk om een staatsgreep te plegen en roept zichzelf uit tot keizer.

Slide 16 - Tekstslide

Kort samengevat 7.3 (vervolg)
7. Hoewel het volk haar invloed in de politiek verliest, blijven verlichting principes als vrijheid en gelijkheid verankerd in de grondwet. Ook kwam er nieuw civiel wetboek (Code Napoleon) en nieuw straf wetboek (code penal).

8. Om de Franse belangen te verdedigen veroverde Napoleon grote delen van Europa, waaronder Nederland dat als een provincie werd ingelijfd bij het Franse rijk. 

9. Napoleon kwam in 1815 aan zijn einde bij de Slag bij Waterloo. In daaropvolgende vredesbespreking was de belangrijkste vraag: 'Hoe kunnen we Europa politiek en staatkundig stabiel maken'

1) Grondwetten blijven, grondrechten worden beperkt
2) Parlementen bleven, maar kregen minder macht
3) Koning werden herbenoemd, maar geen absolutisme
4) Staatkundige aanpassing van Europa (bufferstaten rondom Frankrijk creëren) ; Nederland en België samengevoegd als een constitutionele monarchie

Slide 17 - Tekstslide

Voorafgaand en tijdens de Industriële revolutie, waren er meerdere revoluties gaande. Wat is hier niet één van
A
Agrarische revolutie
B
Demografische revolutie
C
Transport revolutie
D
Politieke revolutie

Slide 18 - Quizvraag

Vraag:       + Aanbod:       = prijs
Vraag:       + Aanbod:        = prijs
Sleep de onderstaande symbolen naar de goede plaats: 

Slide 19 - Sleepvraag

Maak de correcte oorzaak-gevolg verbanden met de onderstaande zinnen
Enclosure acts:
Verbeterde landbouw technieken
Toename bevolkingsomvang
Meer vraag naar kleding
Financiële problemen boeren
uitvinding stoommachine
Industriële revolutie!
Concentratie van landbouwgrond in handen van grootgrondbezitters
Hogere landbouwopbrengst
Dalende voedselprijzen
Toename huisnijverheid
Dalende prijzen producten
Urbanisatie

Slide 20 - Sleepvraag

Gedurende de industriële revolutie kregen de Europese landen in Afrika. Om welke twee redenen?
A
Grondstoffen en afzetmarkt
B
Grondstoffen en arbeiders
C
Arbeiders en afzetmarkt
D
Status en grondstoffen

Slide 21 - Quizvraag

Directoire
Ancien Regime
Staten-generaal
Nationale vergadering
Periode van 'Terreur'
Bestorming Bastille
Constitutionele monarchie

Slide 22 - Sleepvraag

Op welke ontwikkeling heeft de spotprent betrekking?
A
Nationalisme
B
Kolonisatie
C
Industrialisatie
D
Modern imperialisme

Slide 23 - Quizvraag

Korte samenvatting 8.1
  • In de 18e eeuw werden grote stukken land opgekocht door grootgrondbezitters > door schaalvergroting en innovaties steeg de voedselproductie > hierdoor gingen voedselprijzen omlaag > boeren die niet genoeg meer konden verdienen aan de landbouw gingen nijverheidsproducten maken thuis (huisnijverheid) > door het overschot aan nijverheidsproducten daalde ook hier de prijzen van > met de uitvindingen van de stoommachine verplaatste de productie naar de steden > verarmde boeren hadden geen andere optie dan te vertrekken naar de stad (urbanisatie) > Industriële revolutie

  • Doordat stoommachines groot en duur waren, konden alleen rijke mensen dit soort investeringen doen. Door de lonen laag te houden konden zij maximale winst behouden, door het overschot in werknemers konden werknemers niets doen om hun positie te verbeteren.

  • Door de industrialisatie groeide ook de vraag naar grondstoffen. Waar men in eerste instantie weinig interesse had in Afrika, was dat in 20ste eeuw wel anders. Afrika was rijk aan grondstoffen en werd in hoog tempo gekoloniseerd. Waar in het 17-eeuwse kolonisatie ging om handel, was de 20-eeuwse kolonisatie gebaseerd op uitbuiting en daarom spreken we van modern imperialisme.

Slide 24 - Tekstslide

Korte samenvatting 8.1
  •  Het modern imperialisme leidde tot nationalisme. Hoe meer land je bezat hoe meer productie des te welvarende was jou land en dus machtiger (land = macht).

  • Dit superioriteitsgevoel wordt verwoord in het gedicht van Kipling The white mans burden; de superieure Europeaan heeft als taak om de 'achterlijke' Afrikaan op te voeden. Dit zagen zij als een verantwoording voor de kolonisatie van Afrika. Tijdens het congres van Berlijn 1885 werd op de tekentafel heel Afrika verdeeld onder de Europese grootmachten.

  • Het Nederlands imperialisme richtte zich op de koloniën die Nederland als sinds de 17e eeuw bezat; Nederlands Indië. Nederland eiste dat boeren 20% van hun grond moesten gebruiken voor producten voor Nederland (cultuurstelsel). Nederlands-Indië werd hiermee een leverancier van industriële grondstoffen.

Gebeurtenis, verschijnsel, ontwikkeling
Een gebeurtenis vindt plaats op een bepaald moment en op een bepaalde plaats. Vergelijkbare gebeurtenissen die steeds op een andere plek plaatsvinden, vormen een verschijnsel. Er is sprake van een ontwikkeling als in de omvang van het verschijnsel iets veranderd.

Slide 25 - Tekstslide

Waarom zouden liberalen weinig doen om de situatie van arbeiders te verbeteren?
A
Omdat zij zich zo weinig mogelijk met de economische vrijheid van mensen wilden bemoeien
B
Omdat zij vonden dat de arbeiders het niet zo slecht hadden
C
Omdat het hun niet zoveel interesseerde wat er met de arbeiders gebeurde
D
Omdat zij zelf er enorm veel geld aan verdienden

Slide 26 - Quizvraag

Waarom zouden de arbeiders zelf niet kunnen doen aan het omstandigheden?
A
De meeste arbeiders hadden geen stemrecht, omdat ze niet genoeg belasting betaalden
B
De meeste arbeiders waren zich niet bewust van de slechte omstandigheden
C
De arbeiders werden weggejaagd bij de stemhokjes door knokploegen van de liberalen
D
Er waren geen stemlocaties in arbeiderswijken, om te voorkomen dat ze gingen stemmen.

Slide 27 - Quizvraag

De communistische revolutie kwam in alle Europese landen niet van de grond. Waarom niet?
A
Omdat geleidelijk aan de situatie voor arbeiders verbeterde in Europa
B
Omdat men in Europa niet in opstand wou komen uit angst voor gevolgen
C
In Europa was eigenlijk iedereen liberaal
D
Het boek van Marx: Communist Manifest was verbonden in Europa

Slide 28 - Quizvraag

Korte samenvatting 8.2
• Gedurende de industriële revolutie nam de welvaart van de rijken toe en steeg de armoede onder de armen. Arbeiders in steden woonden in kleine huisjes, dicht op elkaar, vaak met meerdere familieleden in één huis. De werkomstandigheden waren niet beter; lange werkdagen, laag loon, gevaarlijke omstandigheden. Er was sprake van een sociale kwestie.

• De liberale overheid deed weinig om de leef- en werkomstandigheden te verbeteren, omdat zij zich zo weinig mogelijk met de bevolking wilden bemoeien. Iedereen moest de vrijheid hebben om zijn eigen geluk te bepalen

• In een poging om hun omstandigheden te verbeteren richten arbeiders vakbonden op beroepsgroepen die massale stakingen organiseerden, om zo werkgevers te dwingen de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Communisten wilden verandering doorvoeren door middel van een wereldwijde opstand. Dit slaagde echter alleen in Rusland, in de rest van Europa bleef een dergelijke revolutie uit omdat de situatie langzaam beter werd voor de arbeiders. De politieke aftakkingen van de communisten, de sociaaldemocraten wilden via stemrecht de maatschappij veranderen.

Slide 29 - Tekstslide

Sleep de volgende kenmerken naar de juiste plaats:
Liberalen
Socialisten
Katholiek
Protestanten
Arbeiders
Rijke elite
Schoolstrijd
meeste politieke macht
Tweederangs burgers
Sociale kwestie
Zowel armen als rijken
Algemeen mannen stemrecht

Slide 30 - Sleepvraag

Plaats de zuilen bij de juiste personen
Confessionelen
Liberalen
Feministen
Socialisten

Slide 31 - Sleepvraag

In 1917 krijgen de socialisten en de confessionelen wat ze graag willen. Hoe zouden ze dit voor elkaar hebben gekregen?

Slide 32 - Open vraag

Wie krijgt volgens deze prent niet wat hij/zij wilde
A
De feministen
B
De liberalen
C
De socialisten
D
De communisten

Slide 33 - Quizvraag

Korte samenvatting 8.3
  • Tijdens de Franse revolutie hadden burgers mogen proeven hoe het was om (bestuurlijke) macht te hebben, om het vervolgens met de restauratie in 1815 weer kwijt te raken. Vooral welgestelde burgers wilden weer inspraak hebben en zo kwam er wederom een revolutie in Europa in 1848, waarbij liberalen de macht grepen in meerdere landen.

  • Ook in Nederland kwamen de liberalen aan de macht en lieten zij een nieuwe grondwet opstellen. Voortaan kreeg het volk stemrecht op basis van het censuskiesrecht (op basis van belasting), waardoor alleen de rijke mensen mochten stemmen.

  • In de 20ste eeuw speelden er twee grote kwesties: sociale kwestie en de schoolstrijd. Socialisten wilden betere werk en leefomstandigheden voor de arbeiders (sociale kwestie) en hiervoor hadden zij stemrecht nodig. De confessionelen wilden gelijke subsidie voor bijzonder onderwijs (schoolstrijd). In beide gevallen wilden de liberalen niet mee werken.

  • Uiteindelijk werden de twee kwesties in 1917 toch opgelost nadat de confessionelen en de socialisten samen gingen werken in wat later bekend is komen te staan als de pacificatie van 1917.

Slide 34 - Tekstslide