BSR 4/6 3b Lezen H5

  • Open je boek op blz. 156-157.
  • Log alvast in op LessonUp! 
3BD:
 Mening, argument
en conclusie
Voordat we beginnen:
timer
3:00
Lezen H5
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Open je boek op blz. 156-157.
  • Log alvast in op LessonUp! 
3BD:
 Mening, argument
en conclusie
Voordat we beginnen:
timer
3:00
Lezen H5

Slide 1 - Tekstslide

  • Je hebt de stof van Lezen hoofdstuk 1 t/m 4 herhaald.
  • Je kunt tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Je herkent het verschil tussen meningen, argumenten en conclusie van een tekst.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les:
  • De stof van Lezen H1 t/m 4 herhalen.
  • Uitleg mening, argument en conclusie: hoe herken je deze dingen in een tekst?
  • Opdracht 1 en 2 nakijken.
  • Opdracht 3 maken.
  • Planning komende weken.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer? (H2)
Tekstdoelen: de schrijver wil iets bereiken met de tekst, hij heeft een doel.


Tekstdoel
De schrijver wil...
Tekstsoort
Informeren
dat je iets te weten komt.
nieuwsbericht, artikel in krant of tijdschrift, schoolboektekst
Overtuigen
dat je dezelfde mening als de schrijver krijgt.
reactie op een website/Insta of ingezonden brief
Instrueren
uitleggen hoe je iets moet doen.
recept, handleiding, gebruiksaanwijzing
Activeren
dat je iets gaat doen.
reclametekst of advertentie
Waarschuwen 
dat je iets niet doet.
reclametekst, advertentie of folder
Adviseren
je raadt geven.
folder (van bijv. de apotheek).
Amuseren
je vermaken.
strip, mop, cabarettekst, verhaal.

Slide 4 - Tekstslide

Tekstverband         Signaalwoorden
opsommend (H3)
ten eerste, ook, verder, en, bovendien
tegenstellend (H3)

maar, toch, daarentegen
voorbeeld (H4)

bijvoorbeeld,  zoals, zo
oorzaak-gevolg (H4)
daardoor, doordat, waardoor

Slide 5 - Tekstslide

Startopdracht (blz. 156).
timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide


Meningargument 
en conclusie




Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met een mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je vaak (maar niet altijd) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, daarom, dan ook en dus en aan formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten.

Slide 7 - Tekstslide

Welk van de volgende zinnen is géén mening?
A
Joost is dol op skiën.
B
Dierproeven zijn onnodig.
C
De nieuwe auto van oma is echt een bejaardenkarretje.
D
Sommige kleuren staan jou echt niet.

Slide 8 - Quizvraag

Welk van de volgende vragen bevat een mening?
A
Hoeveel kilometer moeten we nog rijden?
B
Ga je naar dat kinderachtige feest?
C
Heb je je huiswerk af?
D
Hou je van skeeleren?

Slide 9 - Quizvraag

Er moet naast NPO 1, 2 en 3 een speciale jongerenzender komen.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Schaatser Thomas Krol werd in maart 2022 in het Noorse Hamar wereldkampioen op de sprint.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

De rotonde vlak bij onze school kan beter omgebouwd worden tot een kruispunt met stoplichten.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag


Mening, argument
en conclusie


Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een of meer argumenten. Een argument herken je vaak (maar ook niet altijd) aan signaalwoorden als want, omdat, immers en namelijk:

- Er moeten verkeersdrempels in deze straat komen (mening), want er wordt hier veel te snel gereden (argument).
Mick zou op basketbal moeten gaan (mening); daar is hij met zijn lengte van ruim twee meter namelijk erg geschikt voor (argument 1). Bovendien is hij erg handig met een bal (argument 2).

Slide 13 - Tekstslide

Welke zin bevat géén argument?
A
Ik blijf vandaag lekker binnen, want het stormt.
B
Mijn zus is jarig en geeft vanmiddag een feest.
C
Rode auto's zijn stoer, want een Ferrari is ook rood.
D
Omdat hij bang is, durft hij niet in de python.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het argument bij de mening: 'Daarom vind ik dat ons onderwijs niet goed is ingericht voor de ontwikkeling van ieder talent.' (al. 3)?
A
We houden er te weinig rekening mee dat de samenleving ieder talent keihard nodig heeft
B
Bedrijven staan te springen om jonge werknemers die een vak hebben geleerd.
C
In de zorg is er nog steeds een grote vraag naar handen aan het bed, in plaats van naar 'hoofden'.
D
Er wordt geen argument bij dat standpunt gegeven.

Slide 15 - Quizvraag

Bedenk een argument bij het standpunt 'Schoolboeken moeten worden afgeschaft'.

Slide 16 - Open vraag


Mening, argument
en conclusie


Als een schrijver alle argumenten heeft gegeven, trekt hij aan het eind vaak een conclusie. De schrijver kan dan kort zijn mening en argumenten herhalen. Je herkent een conclusie aan signaalwoorden zoals: dus, concluderend, dat betekent. Bijvoorbeeld: – Als je je afval scheidt, is dat dus goed voor het milieu, omdat je dan zuinig bent met grondstoffen en energie. Daarom vind ik dat iedereen zijn afval zou moeten scheiden.

Slide 17 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 18 - Tekstslide

Bespreken: 
opdracht 1 en 2
blz. 157-159

Slide 19 - Tekstslide

Lezen: tekst 3 op bladzijde 160-161

Slide 20 - Tekstslide

Wat?
Lezen H5: Mening, argument en conclusie. Opdracht 3 op bladzijde 160-161.
Hoe?
Zelfstandig. 
Werk de antwoorden uit in je boek of schrift.
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de uitleg op blz. 156.
Tijd
Tien minuten.
Waarom?
Om te oefenen voor de leestoets in de toetsweek.
Klaar?
Werk alvast verder aan opdracht 4 op blz. 161-162.
Huiswerk voor morgen
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

  • Je hebt de stof van Lezen periode 1 herhaald.
  • Je kunt onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een tekst.
  • Je kunt bepalen wat de kernzin van een alinea is.
Lesdoelen

Slide 23 - Tekstslide


Tegenstellend verband


Chronologisch verband


Opsommend verband


Toelichtend verband

Lisanne miste haar trein, maar kwam toch op op tijd voor haar sollicitatiegesprek
Eerst moet het gehakt bakken, daarna de groenten toevoegen en dan kan de saus worden gemaakt.
Ik heb een kat, konijn, hamster en een hond.

Ellie had de inbraak bij de buren niet gehoord. Ze sliep namelijk niet thuis.

Ik speel elk weekend games, zoals GTA, Fifa en Mario Kart.
"Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor."

Slide 24 - Sleepvraag

Iets wat waar is of onwaar en wat je kunt controleren.
Iets wat iemand vindt en waarmee je het eens of oneens kunt zijn.
De reden waarom iemand iets vindt.
Een argument is...
Een feit is...
Een mening is...

Slide 25 - Sleepvraag

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode
u2ta: qjffs
u2tb: sgmrx
u2ta: dqymz

Slide 26 - Tekstslide