Verleden tijd sterke werkwoorden (2)
Zo schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd (sterk)
• Gebruik de verlengproef om erachter te komen of een woord op een -d of een -t eindigt:
– binden → (ik) bond (want: wij bonden)
– zitten → (hij) zat (want: zij zaten)
• Schrijf het woord zo kort mogelijk. Gebruik geen dubbele letters (dus ook geen -dd- of -tt-), behalve als dat voor de uitspraak nodig is:
– strijden → streden; optreden → optraden; worden → werden
– liggen → lagen; schuiven → schoven; verwijten → verweten
– beginnen → begonnen; schrikken → schrokken