In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom havo 3
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Taal en communicatie: verschillen tussen talen en dialecten
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
Deze les: Talen en dialecten
Deze les leer je over wanneer een taal echt een taal is en wat de verschillen zijn tussen talen en dialecten. Ook maak je zelf kennis met verschillende soorten talen.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Wat kwam er in je op toen je de video bekeek? Kon je het volgen? Waar ging het over?
Slide 7 - Woordweb
De Nederlandse taal(vormen)
Nederlandse taal -> ook wel Standaardnederlands genoemd
Dialect
Taalvariëteit / accent
Slide 8 - Tekstslide
Standaardtaal
Standaardtaal is een algemene variant en wordt daarom ook gebruikt in het openbaar leven (de media, het onderwijs, bestuur,...). We noemen de Nederlandse standaardtaal ook wel Algemeen Nederlands of AN.
Slide 9 - Tekstslide
Dialect
Dialect is de andere vorm van taalvariatie
Bij dialect is er sprake van een eigen woordenschat (soms zelfs een eigen woordenboek!), klanken, eigen spelling en eigen grammatica
Een dialect is plaatsafhankelijk
Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.
Slide 10 - Tekstslide
Taal of dialect?
Je spreekt van een taal als twee groepen mensen elkaar niet kunnen verstaan wanneer ze hun eigen taal spreken. Denk aan het Frans en Nederlands.
Je spreekt van een dialect als de spraak van twee groepen mensen genoeg verschilt, maar ze elkaar wel onderling kunnen verstaan (zonder al te veel moeite). Denk aan het Brabants of het Twents.
Binnen aan land kunnen ook meerdere talen voorkomen. Denk aan het Fries, dit is een officiële taal binnen Nederland.
Slide 11 - Tekstslide
Een lesje Brabants...
Slide 12 - Tekstslide
Hoeveel dialecten bestaan er in Nederland
A
267
B
43
C
79
D
95
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het meest gesproken dialect?
A
Brabants
B
Limburgs
C
Twents
D
Hollands
Slide 14 - Quizvraag
Uit welk dialect komt het onderstaande woord: ooievaarskokkie
A
Haags
B
Twents
C
Culemborgs
D
Vlaams
Slide 15 - Quizvraag
De geschiedenis van dialecten
Het Nederlands is onstaan sinds begin jaartelling
Tijdens volksverhuizingen is de Nederlandse taal opgesplitst
Hierdoor onstaan er steeds nieuwe dialecten
Het Nederlands is 1600 jaar oud
Sommige dialecten worden talen, zoals het Fries
Slide 16 - Tekstslide
Fries = geen dialect, maar een taal!
Fries is sinds 1956 officieel een taal
Van de 625.000 inwoners spreekt 74% het Friese dialect
94% van de inwoners kan het goed verstaan
Het Fries stamt af van het west Germaans
Slide 17 - Tekstslide
Hoe oud is de Nederlandse taal?
A
1600 jaar oud
B
1390 jaar oud
C
2345 jaar oud
D
1900 jaar oud
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de betekenis van de afkorting ABN?
A
Alles Behalve Normaal
B
Algemeen Beschaafd Nederlands
C
Aangepast Begrijpbaar Nederlands
D
Algemeen Basis Nederlands
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Video
Sjibbolets
Sommige klanken, accenten en klemtonen zijn uniek voor een bepaalde taal. Woorden of zinnen waarin deze klanken voorkomen noemen we 'sjibbolets'.
Wanneer je een sjibbolet verkeerd uitspreekt hoor je meteen dat je geen moedertaalspreker van deze taal bent.
Sjibbolets zijn voor mensen met een andere taal super moeilijk om uit te spreken.
Nederlands: sch (Scheveningse scheepsbeschuit)
Frans: u / en/ an (un bon vin blanc)
Slide 21 - Tekstslide
Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
Huiswerk: leren p. 126 / maken oef. 1, 2, 3a, 3b (p. 127)
Meenemen: leesboek, laptop, boek, schrift en pen
Programma: Taal en communicatie: taalvariatie en taalverandering