Woordsoorten H1.8 + H2.8

Grammatica:
woordsoorten


havo 3
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica:
woordsoorten


havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Programma voor de aankomende lessen:

  • H 1.8:   woordsoorten herhalen (lj. 1+2)
                     telwoorden: bepaalde en onbepaalde
  • H 2.8:  voegwoorden
                     tussenwerpsels
  • H 3.8:  bijwoord
                     verschil tussen bijwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
  1. zelfstandig naamwoord
  2. bijvoeglijk naamwoord
  3. voorzetsel
  4. persoonlijk voornaamwoord
  5. bezittelijk voornaamwoord
  6. aanwijzend voornaamwoord
  7. vragend voornaamwoord

  8. soorten werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
zelfstandig naamwoord:
- je kunt er een lidwoord (de, het, een) voor zetten:      het boek
- je kunt er een verkleinwoord van maken:                        het boek - het boekje
- je kunt er meestal een meervoud van maken:              het boek - de boeken
- het is een eigennaam:                                                              Jan, Mc Donald's, Breda

Slide 4 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
bijvoeglijk naamwoord:
- zegt iets over een zelfstandig naamwoord:                 het leuke boek
- kan voor of na een zelfstandig naamwoord staan:  Het boek is leuk.
- stoffelijk bijvoeglijk naamwoord verandert niet:      het papieren boek

Slide 5 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
voorzetsel:
- woorden als:   in, over, onder, tussen, tot, naar, van
- staat voor een zelfstandig naamwoord:   in het huis, onder de brug
- kan door een ander voorzetsel vervangen worden: naar het huis, op de brug

Slide 6 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen

Slide 7 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
aanwijzend voornaamwoord:
- woorden als:                           deze, dit, die, dat, zulke, dergelijke, zo'n
- wijs iets of iemand aan:    dit boek, deze school, dergelijke appels, zo'n huis

Slide 8 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
vragend voornaamwoord:
- woorden als: wie, wat, welke, wat voor (een)
- vraagt naar een persoon of ding:
          Wie zei dat?
          Wat eet jij?
          Welk boek?
          Wat voor een pizza wil jij?
- Let op: hoe, waarom, hoeveel, ... zijn géén vragende voornaamwoorden!

Slide 9 - Tekstslide

Test jezelf!
Ga naar blz. 68, opdr. 1, zin b

Dat   laatste   krokante   bitterballetje   in   zo'n   gezellig,   ijzeren   mandje   

laat   ik   niet   liggen.

Slide 10 - Tekstslide

Test jezelf!
Ga naar blz. 68, opdr. 1, zin c

Welke   prikkels   in   onze   hersenen   willen   ons   verleiden?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
werkwoorden:

zelfstandig werkwoord: maken, schrijven, lopen, ...
     - is zelfstandig: kan zonder hulp van andere werkwoorden voorkomen
     - heeft een duidelijke betekenis
     - er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin.

Anne leert de hele dag.    -    Anne heeft de hele dag geleerd.


Slide 13 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
werkwoorden:

koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven (+ 6 andere kww)
     - heeft géén duidelijke betekenis
     - geven een eigenschap, hoedanigheid of beroep
     - koppelt het onderwerp aan een naamwoordelijke deel
     - er staat altijd maar één koppelwerkwoord in een zin.

Anne is ziek.    -    Anne blijkt ziek te zijn.


Slide 14 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
werkwoorden:

hulpwerkwoord: zijn, hebben, zullen, worden, moeten, staan, gaan, zitten, ...
     - geeft géén handeling aan
     - helpt het zelfstandig werkwoord

Anne heeft gesport.    -    Anne moet nu gaan.    -    Anne is in Londen geweest.


Slide 15 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
werkwoorden:

wederkerend werkwoord: zich vergissen, zich wassen, zich inzetten ...
     - heeft 'zich' nodig om compleet te zijn
  

Anne vergist zich.       -         Wij wassen ons.    -    Ze zetten zich in.


Slide 16 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
 

wederkerig voornaamwoord: elkaar
     - er is maar één van: elkaar
  

Zij geven elkaar een hand bij binnenkomst.


Slide 17 - Tekstslide

In het werkwoordelijk gezegde kunnen twee zelfstandige werkwoorden staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

In elk gezegde kan een hulpwerkwoord staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een koppelwerkwoord heeft een eigen betekenis.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

H 1.8: woordsoorten herhalen
Oefenen met zww, hww, kww en wkww:

Ga naar blz. 73.
    - Maak: opdr. 12.
    - Kies vervolgens uit: opdr. 13 óf 14.

Slide 23 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen

Slide 24 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen

Slide 25 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
Zelfstandig oefenen:
  • ALLE woordsoorten:                        opdr. 1
  • zelfstandig naamwoord:                opdr. 4a
  • bijvoeglijk naamwoord:                  opdr. 6a
  • voorzetsel:                                            opdr. 6a
  • persoonlijk voornaamwoord:       opdr. 8a
  • bezittelijk voornaamwoord:         opdr. 8a
  • aanwijzend voornaamwoord:      opdr. 10a
  • vragend voornaamwoord:            opdr. 10a

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Grammatica:
woordsoorten


havo 3

Slide 28 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
DOEL van vandaag:

Je weet wat...
        (1) een bepaald en een onbepaald telwoord is.
        (2) een tussenwerpsel is.
        (3) een voegwoord is.

Je kan deze woordsoorten herkennen en gebruiken.

Slide 29 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Even terug naar vorige week:

(1) overzicht van de woordsoorten: via mail gestuurd.

(2) opdr. 12:         Je moet je er echt goed op concentreren.

zelfstandig werkwoord? - hulpwerkwoord? - wederkerend werkwoord?

Slide 30 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Telwoorden:
  • hoofdtelwoord: geeft een hoeveelheid aan.
      - bepaald: je weet het precies: een, twee, drie, honderd
      - onbepaald: je weet het niet precies: sommige, veel, alle, voldoende


Slide 31 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Telwoorden:
  • hoofdtelwoord: geeft een hoeveelheid aan.
      - bepaald: je weet het precies: een, twee, drie, honderd
      - onbepaald: je weet het niet precies: sommige, veel, alle, voldoende

  • rangtelwoord: geeft een volgorde aan.
      - bepaald: je weet het precies: eerste, tweede, derde, honderdste
      - onbepaald: je weet het niet precies: zoveelste, laatste, middelste


Slide 32 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
Oefenen (opdr. 18):

1a) We waarschuwen elkaar vaak voor de gevaarlijke effecten van veel stress.

1e) Eén op de twee mensen werd tijdens een onderzoek vrijgevig na een stressvolle gebeurtenis.

1f) Na het horen van dergelijke voordelen kan ik niet wachten op de eerste toetsweek!

Slide 33 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Tussenwerpsel:
- woorden als: ach, sssst, welja, wham, hè, jeetje, ...
- geeft een uiting van een gevoel, is een klanknabootsing of een woord om de aandacht te trekken.

- wordt gescheiden door een leesteken (komma, uitroepteken, punt).
             Nou nou, kan het wat minder?
             Stop! Blijf hier!
            Mmmm ... wat een goddelijke taart!

Slide 34 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Voegwoord:
- woorden als: en, of, want, maar, dus

- verbindt 2 zinsdelen:         Hebben jullie een kat en een hond?
                                                        Wat vind je leuker: een kat of een hond?

- verbindt 2 hoofdzinnen:  Frans vind ik makkelijk, maar Duits is best moeilijk.
                                                       Het is erg warm in huis, dus ik neem een douche.

Slide 35 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten

Slide 36 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Ga naar blz. 152.
Maak de totaalopdracht.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Voegwoord bij 'hoofdzin + bijzin':
- woorden als bijvoorbeeld: omdat, toen, hoewel, sinds, als, terwijl, dat, of
- verbindt hoofdzin en bijzin:
                   Ik ga meteen beginnen, omdat ik veel huiswerk heb.

Let op: 'of' is een voegwoord dat...
(a) een hoofdzin met een bijzin, (b) 2 hoofdzinnen en (c) 2 zinsdelen
...met elkaar kan verbinden.

Slide 39 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk: grammatica woordsoorten
blz. 152: Totaalopdracht

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Mediatheek: boek kiezen
Opdracht:
- stil lezen in je eigen leesboek óf een nieuw leesboek uitkiezen

Boek:
- D-boek
- of: een boek dat je in havo 4 mag gebruiken voor de leeslijst

Meenemen:
- eigen leesboek óf je pasje

Slide 43 - Tekstslide

H 1.8: woordsoorten herhalen
Zelfstandig oefenen:
  • ALLE woordsoorten:                        opdr. 18
  • zelfstandig naamwoord:                opdr. 4a
  • bijvoeglijk naamwoord:                  opdr. 6a
  • voorzetsel:                                            opdr. 6a
  • persoonlijk voornaamwoord:       opdr. 8a
  • bezittelijk voornaamwoord:         opdr. 8a
  • aanwijzend voornaamwoord:      opdr. 10a
  • vragend voornaamwoord:            opdr. 10a

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide