Les 34 - Samenvatting YESweek 3: hoofdstuk 5 Grammatica & spelling

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Werkblad en schrift op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Voordat de timer afgaat...

- Werkblad en schrift op tafel
- Jas uit
- Tas van tafel
- Telefoon in tas
timer
2:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

 YES-week 2
Grammatica 1-6
Spelling 1-6
H1: Zinsontleding en woordsoorten
H1: Werkwoorden en twee pv en ow in zin
H2: 
- Verschil bijvoeglijk vnw en bezittelijk voornaamwoord 
- Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
- Bedrijvende en lijdende vorm 
H2: Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
- Engelse werkwoorden
H3: 
- Enkelvoudige en samengestelde zinnen 
- Voegwoord
H3: Herhaling werkwoordsvormen
Meervoud van zelfstandig naamwoord en lastige letters
H4: 
- Hoofd- en bijzinnen
- Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
H4: Samenstellingen en tussen -n 
H5:
- Herhaling 
- vragend voornaamwoord
H5: Citaten en komma's
H6: Herhaling
H6: Herhaling 

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning
- Lesdoel
- Kort herhalen 
- H5 Grammatica & Spelling samenvatten
- Werkblad maken
- Afsluiting

Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van de les...
... hebben je grammatica h5 samengevat
... heb je spelling samengevat

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeldvragen toets
1. Bekijk de zin. Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?
- De nieuwe telefoons worden vanaf volgende week verkocht in de winkels.
= enkelvoudig

2. Maak van de twee zinnen een samengestelde zin en maak gebruik van een nevenschikkend voegwoord. 
- Hij wilt de toets herkansen, maar de docent vindt dat geen goed idee. 

3. Welke voegwoorden herken je in de onderstaande zin?
Omdat het sneeuwde, gaan we schaatsen

Slide 6 - Tekstslide

Voornaamwoorden: drie
Vragend voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 7 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
- Wie, wat, welke, en wat voor (een)

Meestal vooraan in een zin
'Wat deed jij gisteren?

Soms in het midden
'Weet jij wie voor de deur staat?'

Slide 8 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
- wijst iemand of iets aan
- Die, deze, dit en dat
TEE-regel


Lidwoord
Aanwijzend voornaamwoord
Voorbeeld
De
Deze
Die
De jongen = deze jongen
De tas = die tas
Het
Dit
Dat
Het meisje = dit meisje
Het huis = dat huis

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
- verwijst terug naar een woord/woordgroep
- die/dat/wat/wie

Wat: verwijst terug naar 
- een overtreffende trap (het mooiste wat mij is overkomen)_
- iets vaags (alles/niets/iets)
- een hele zin

Slide 10 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
- verwijst terug naar een woord/woordgroep
- die/dat/wat/wie

Wie: verwijst terug naar een persoon
- De vrouw wie wij een tip geven, kijkt lachend naar ons

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldvragen toets
1. Noteer de vragende voornaamwoorden uit de zinnen. 
Wie heeft dat gedaan?
Hij heeft wat gedaan, maar we weten het niet zeker

2. Welke twee aanwijzende voornaamwoorden kun je gebruiken bij meisje en huis?

3. Benoem de onderstreepte voornaamwoorden 
- Hij weet wie het heeft gedaan
- Deze jongen rent snel weg
- Het mooiste wat hem is overkomen
- De ober wie wij een tip geven

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoorden
1. Persoonsvormen
2. Voltooid deelwoorden
3. Bijvoeglijk naamwoorden als voltooid deelwoorden

Slide 13 - Tekstslide

T EX-KOFSCHIP: stappenplan
Stap 1: bekijk het hele werkwoord en haal daar -en af

Stap 2: bekijk de laatste letter

Stap 3: zit de laatste letter in T EX-KOFSCHIP? = te(n) in vt

Stap 4: zit de laatste letter niet in T EX-KOFSCHIP? = de(n) in vt

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht
- Het gebeurde zo snel 
1. - en = gebeur 
2. r -> niet in X EX KOFSCHIP 
3. dus: +de 

- Zij snuffelde in haar kamer 
1. - en = snuffel
2. l -> niet in X EX KOFSCHIP
3. dus: +de

Slide 15 - Tekstslide

Let op: veel gemaakte fout
Hoe schrijf je de onderstaande woorden in de verleden tijd?
Heel werkwoord
Heel werkwoord-en
Laatste letter in 't Kofschip?
Ja        - te(n)
Nee     - de(n)

verven
verv
nee
verfde
verhuizen
verhuiz
nee
verhuisde

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldvragen toets
1. Wat is het voltooid deelwoord van 'gebeuren' en 'dansen'?

2. Maak een zin met een pv en vt 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeldvragen toets
1. Wat is het voltooid deelwoord van 'gebeuren' en 'dansen'?
- gebeurd en gedanst

2. Maak een zin met een pv en vt 
- Hij heeft het gedaan

Slide 18 - Tekstslide

Regels citaten
Regel
Voorbeeld
1. Schrijf aanhalingsteken aan het begin en eind van een citaat
'Wacht op mij!'
2. Begin een citaat met een hoofdletter
'Wacht op mij!'
3. Gebruik een dubbele punt als een citaat in een zin begint
Ik zei: 'Wacht op mij!'
4. Een punt, vraagteken of uitroepteken komt voor het laatste aanhalingsteken
Ik zei: 'Wacht op mij!'
5. Gebruik komma's als de zin na de citaat doorloopt en als een citaat na een onderbreking verder gaat 
'Wacht op mij!', riep ik, 'ik ben moe!'

Slide 19 - Tekstslide

Voorkennis: wat weet je al?
Wat is het verschil tussen de twee zinnen? 

1. Yasmina zei: 'Farah, zal ik mijn nieuwe schoenen aandoen?'

2. 'Yasmina', zei Farah, 'zal ik mijn nieuwe schoenen aandoen?'

Slide 20 - Tekstslide

Wanneer gebruik je komma's
Regel 1: Zet een komma tussen twee persoonsvormen 
- Nadat we hebben gezwommen, ging ik zonnen

Waar moet de komma in de onderstaande zinnen? 
- Als ik dit betaal, verrekenen we het zometeen apart 

Slide 21 - Tekstslide

Wanneer gebruik je komma's
Regel 2: Zet een komma tussen opsommingen, behalve wanneer het woord 'of'/'en' er staat
- Een gele, groene en rode paprika staan op tafel

Waar moet de komma in de onderstaande zin?
- De tas zit vol met glitters, stickers, blaadjes en pennen

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer gebruik je komma's
Regel 3: Zet een komma voor signaalwoorden 
- Maar, omdat, want, daarom, dus, tenzij, mits, zodra

Waar moet de komma in de onderstaande zin?
- Wij gaan ook naar het zwembad tenzij het regent

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer gebruik je komma's
Regel 4: Voor of na een aanhef, uitroep of naam 
- U vergeet uw pinpas, meneer!
- Hallo, ik ben nieuw.
- Delano, help je even?

Waar moet de komma in de onderstaande zin?
- Hoi, ik zoek de uitgang, mevrouw

Slide 24 - Tekstslide

Wat moet je nog leren?
- meervoud zelfstandig naamwoorden
- verkleinwoorden
- afkortingen
- p/pp - r/rr
- au-ou
- ei-jij
- c-k 
A.s. maandag: oefentoets!

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken / verlengde instructie
Wat
Werkblad
Leren voor YESweek 2
Hoe
Boek en schrift
Hulp
Zelfstandig of uitleg (bij mij)
Tijd
25 minuten
Klaar?
Goed! Iets voor je zelf doen
timer
20:00

Slide 26 - Tekstslide