Les brugklas ldw, zn, bvn

Welkom bij Nederlands
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet (weer) wat een lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord is.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen (10 min)
- Terugblik (10 min)
- Uitleg lidwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
- Zelfstandig werken aan opdrachten
-Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Lekker lezen

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik
Zinnen ontleden in zinsdelen:
Stap 1: persoonsvorm zoeken (3 manieren)
Stap 2: zinsdeelstrepen zetten
Stap 3: onderwerp zoeken (vraag: wie of wat persoonsvorm?)
Stap 4: Werkwoordelijk gezegde: alle werkwoorden in de zin

Slide 5 - Tekstslide

Diagnostische toets
PV: goed
Zinsdelen: meer dan 3 fout = extra oefenen
Onderwerp: meer dan 1 fout = extra oefenen (volgende week)
Werkwoordelijk gezegde: meer dan 1 fout = extra oefenen (over twee weken

Slide 6 - Tekstslide

Meest gemaakte fouten
1. De adviseurs van de ministers zullen morgen om drie uur arriveren met het vliegtuig. (onderwerp)
2. Irene zag gisteren mevrouw de Vries met haar grote hoed. (zinsdeelstreep teveel)
3. In tropische landen zoals Indonesie wordt rijst verbouwd (onderwerp)

Slide 7 - Tekstslide

werkwoordelijk gezegde
Soms is een werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking.
bijv. Hij is met de noorderzon vertrokken.
wwg: is met de noorderzon vertrokken. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Woord van de week
- uitdaging: gebruik deze tijdens de les of thuis
- volgende week vrijdag, check woordenschatschriftjes: minimaal vijf woorden.

Slide 10 - Tekstslide

Twee verschillende manieren van ontleden

ZINSDELEN - redekundig ontleden


WOORDSOORTEN - taalkundig ontleden





- je kunt pv, wwgez en het ow in een zin vinden

- je kunt zinsdeelstrepen op de juiste plaats in een zin zetten

- je kunt lw, zn, bn, ww en vz in een zin herkennen

- je kent het verschil tussen voorzetsels en delen van een splitsbaar werkwoord

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel lidwoorden tel je?  
  • De zomer is voorbij. Het is bijna herfst en het regent regelmatig. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel lidwoorden tel je?  
  • De zomer is voorbij. Het is bijna herfst en het regent regelmatig. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter.  

Slide 13 - Tekstslide

Lidwoord
de, het, een

maar moet ook horen bij
  • ...een zelfstandig  nw (zn)

Slide 14 - Tekstslide

Hoeveel zelfst. nw tel je?  
  • De zomer is voorbij.  De bladeren verkleuren en de dagen worden korter. Michael fietst al vaak door de donkere nacht. 

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel zelfst. nw tel je?  
  • De zomer is voorbij. De bladeren verkleuren en de dagen worden korter. Michael fietst vaak door de donkere nacht.

Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig nw
  • duidt mens, dier, plant, ding of gevoel aan
  • eigennaam is ook zn
  • heeft meestal een enkelvoud en een meervoud
  • kan meestal verkleinwoord krijgen
  • kan vaak een lidwoord krijgen

Slide 17 - Tekstslide

Welke bn in deze zinnen?
  • De grote boze wolf maakte vreemde sprongen toen de stoere jager op hem af kwam. Al snel verstopte hij zich achter een brede boom en hield zijn stinkende adem in. 

Slide 18 - Tekstslide

Welke bn in deze zinnen?
  • De grote boze wolf maakte vreemde sprongen toen de stoere jager op hem af kwam. 
  • Al snel verstopte hij zich achter een brede boom en hield zijn stinkende adem in. 
  • Waarom is 'snel' geen bn? 

Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • zegt iets over zn: stoer, lief, groen
  • meestal vóór het zn
  • korte vorm (geen e) en lange vorm (met e)
  • stoffelijk: gouden, plastic: één vorm
  • bijv.gebruikt volt dw: de gewonnen wedstrijd

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: lees de theorie op blz. 30 en maak opdracht 1 lees de theorie op blz. 60 en maak opdracht 1, 3 en 4.
Hoe: 1e 5 minuten in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen
Vragen: steek je vinger op

Slide 21 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?
Huiswerk: afmaken van de opdrachten

Slide 22 - Tekstslide