Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
extra uitleg woordsoorten 3e klas
Welkom bij extra uitleg grammatica woordsoorten
1 / 21
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
21 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Welkom bij extra uitleg grammatica woordsoorten
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn
woordsoorten
?
...
lidwoord - zelfstandig naamwoord - bijv. naamwoord - stoffelijk bijv. naamwoord - werkwoord - bezittelijk voornaamwoord - persoonlijk voornaamwoord
waarom moet je dit leren?
Slide 2 - Tekstslide
Gramm. zinsdelen
:
je kijkt bv. naar "wie de baas is" in de zin = het onderwerp
pv
onderwerp
wg
lijdend voorwerp
meew. voorwerp
Gram. woordsoorten
:
je geeft elk los woord "een naam"
lidwoord
zelfst. nw
bijv. nw - stoff bn
pers. vn
bezitt. vnw
betrekk. vnw
hulpww - zelfst. ww
Slide 3 - Tekstslide
Welke zelfst. nw zie je?
De winter is voorbij. De bladeren worden al groen. Michael heeft veel zin in vakantie.
Slide 4 - Tekstslide
Wat weet je over het zn?
duidt mens, dier, plant, ding of gevoel aan
eigennaam is ook zn
heeft meestal enkelvoud en meervoud
kan meestal verkleinwoord krijgen
kan bijna altijd een lidwoord krijgen
Slide 5 - Tekstslide
Welke lidwoorden ken je?
...
De fiets staat in het schuurtje.
Slide 6 - Tekstslide
Lidwoord
hoort altijd bij een....
.....zelfstandig naamwoord (zn)
Staat er een lidwoord in de volgende zin?
Het regent namelijk vaak.
Slide 7 - Tekstslide
Wat valt je op?
Eveline heeft een spiksplinternieuwe fiets. Eveline is er blij mee. Eveline heeft er 800,- euro voor betaald.
Slide 8 - Tekstslide
zn =>
persoonlijk vnw
Eveline => zij
mijn vader => ... / de leerlingen => ....
alles op een rijtje:
ik - jij - hij/zij/het - wij - jullie - zij
mij -jou- hem/haar/het - ons - jullie -hen/hun
Slide 9 - Tekstslide
Welke pers. vnw in deze zinnen?
Ik ga vaak naar mijn vader voor zakgeld. Hij geeft mij dat dan snel. Het is leuk om hem als vader te hebben!
Slide 10 - Tekstslide
Welke pers. vnw in deze zinnen?
Ik
ga vaak naar mijn vader voor zakgeld.
Hij
geeft
mij
dat dan snel.
Het
is leuk om
hem
als vader te hebben!
Slide 11 - Tekstslide
Welke bn in deze zinnen?
De grote boze wolf maakte vreemde sprongen toen de uitverkoren jager op hem afkwam.
Slide 12 - Tekstslide
Welke bn in deze zinnen?
De
grote
boze
wolf maakte
vreemde
sprongen toen de
uitverkoren
jager op hem afkwam.
Slide 13 - Tekstslide
Wat weet je over het bn?
zegt iets over het zelfst. nw: stoer, lief, groen
meestal vóór het zn
maar het kan er ook achter:
dit boek is
mooi
.
stoffelijk: ijzeren, gouden, plastic: één vorm
bijv.gebruikt dw: de gewonnen wedstrijd, het lachende meisje
Slide 14 - Tekstslide
Wat weet je over het bez. vnw?
duidt het bezit aan
er staat altijd een zelfst.nw achter:
ons huis; mijn Playstation; zijn vakantie
Let op: heeft een paar vormen die ook voorkomen als pers. vnw:
dit is haar fiets (bezitt) / ik zie haar (pers.)
dit is ons huis (bezitt) / dit huis is van ons (pers.)
let op de spelling van
jouw
Slide 15 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord (1)
'
die
': om naar
de
-woorden te verwijzen.
voorbeeld: De auto
die
ik gekocht heb, is blauw.
"de auto" noemen we het
antecedent.
'
dat
': om naar
het
-woorden te verwijzen.
voorbeeld: Het Songfestival
dat
in Ahoy georganiseerd wordt, trekt veel kijkers.
Het Songfestival noemen we het
antecedent
.
Slide 16 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord (2)
'
wie
': om, gecombineerd met een
voorzetsel
, naar een persoon te verwijzen
voorbeeld:
De docent
van wie
we wiskunde hebben, is ziek.
'
wat
': om naar overtreffende trap, hele zin, en de woorden alles, iets, niets, enige en veel te verwijzen
voorbeeld:
Het leukste
wat
ik kan doen is skeeleren.
voorbeeld:
Mijn ouders geven me veel vrijheid
,
wat
ik heel fijn vind
voorbeeld: Alles
wat
we op Netflix zien is leuk.
Slide 17 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord (3)
'wie'
vervangbaar door 'degene die'? Dan noemen we 'wie'
een betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent.
voorbeeld:
Wie
vandaag te laat komt, gaat trakteren.
=>
Degene die
vandaag te laat komt, gaat trakteren.
'
wat
' vervangbaar door '
datgene wat
'? Dan noemen we 'wat'
een betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent.
voorbeeld:
Wat
je gisteren deed, was echt gevaarlijk.
=>
Datgene wat
je gisteren deed, was echt gevaarlijk.
Slide 18 - Tekstslide
Het belangrijkste ww in de zin?
Nederland plaatste zich in een prima groep voor het EK.
Gisteren heb je je vast misselijk gegeten aan pepernoten en marsepein.
Slide 19 - Tekstslide
Zelfstandig en hulpwerkwoord
Maar één werkwoord in de zin? Dan is dat het
zlfst.ww
.
Meerdere werkwoorden in de zin? Dan zoek je het ww. waar de 'actie' vanuit gaat: staat meestal
achteraan
.
Alle andere werkwoorden geven tijd, mogelijkheid of wens aan en zijn
hulpwerkwoorden
.
Ik
heb
gisteren gedichtjes
gemaakt
.
Kan
ik vanavond komen
chillen
?
Slide 20 - Tekstslide
Oefenen
Mijn
moeder werkt in haar
deftige
kantoor
dat
in
Amsterdam
staat.
Het
sneeuwt en het hagelt.
Die
gouden
ring is van
haar
.
Heb
je dat echt
gedaan
?
Slide 21 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
extra uitleg woordsoorten 19 april-31 mei
April 2021
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
11_14 april 23_P4 spelling: gramm woords. bez.pers.ww.vz_Hst 1lv
April 2023
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
T2 - L2: ZN en BN
November 2023
- Les met
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
2W 12 december
December 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3_4_7 april 23_P4 spelling: mv_gramm woordsoorten
Maart 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Gr woordsoorten les 2
November 2021
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
P4-Herhaling voornaamwoorden
Mei 2023
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
woordsoorten
Februari 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2