diabetes en complicaties

 Diabetes & Verschijnselen+ complicaties
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

 Diabetes & Verschijnselen+ complicaties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les doelen
  • Studenten weten wat diabetes inhoud (oorzaken/symptomen/complicaties en behandeling)
  • Student weet het verschil tussen een hyper en hypo 
  • Studenten kan de complicaties op korte en lange termijn bij diabetes opnoemen. 


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les programma
  • Herhaling over de pancreas. 
  • Welke types diabetes zijn er.
  • Verschijnselen bij hypo en hyper.
  • Complicatie op korte /  lange termijn.
  • Verpleegkundige interventies.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijg je diabetes?
  • Ruim 800.000 mensen hebben diabetes!
  • 9 op de 10 heeft type 2.
  • Ongezonde leefstijl
  • Verminderde lichaamsbeweging
  • Overgewicht
  • Erfelijkheid/ aanleg
  • wie kan er uitleggen hoe dat zit in de pancreas?


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

twee hoofdfuncties
Exocriene functies en endocriene functies
  1. Exocriene functie:
  • De exocriene functie (uitwendige uitscheiding) speelt een belangrijke rol bij de vertering van het voedsel. 
  • De alvleesklier produceert pancreassappen (spijsverteringsenzymen) dat via kleine afvoerbuisjes die samenkomen tot één grote afvoerbuis (pancreasbuis) wordt afgevoerd naar de twaalfvingerige darm. 
  • De pancreasbuis mondt uit in de twaalfvingerige darm, ongeveer 10 cm voorbij de sluitspier van de maag. 
  • Vlak voordat de pancreasbuis in de twaalfvingerige darm uitmondt, verenigt deze zich met de galafvoergang.




Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.  Endocriene functie
  • De endocriene (inwendige afscheiding) functie speelt een belangrijke rol bij het regelen van de bloedsuikerspiegel.
Eilandjes van Langerhans
  • In de alvleesklier zit ook klierweefsel zonder afvoerbuisjes.
  • Dit zijn de ‘Eilandjes van Langerhans’ die o.a. het hormoon  β (bèta)  insuline en α( alfa)glucagon produceren. Dit gebeurt door Alfa en bèta cellen. 
  • Deze kliertjes geven hun hormonen direct aan het bloed af. Beiden hormonen zijn van belang om de glucose op peil te houden. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insuline en Glucagon
Insuline: 
  • Hormoon dat een belangrijke rol speelt bij de glucose waarde.
  • Een tekort of geen aanmaak leidt tot diabetes.
  • Wordt aangemaakt in de alvleesklier.

Glucagon:
  • Hormoon dat wordt gemaakt in de alvleesklier, verhoogt glucose in het bloed.
  • Verhoogt de bloedsuikerspiegel als deze daalt. 
  • Word aangemaakt in de alvleesklier

 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insuline wordt door de pancreas afgegeven d.m.v.
A
interne secretie
B
externe secretie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de exocriene pancreas?
A
Maken insuline en glucagon
B
Maken lipase, amylase en pepsine
C
Maken lipase, amylase en trypsine
D
Maken insuline en glycogeen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Type 1

  • 1 op de 10 mensen heeft type 1
  • Lichaam (alvleesklier) maakt helemaal zelf geen insuline meer aan.
  • Auto-immuunziekte (afweersysteem valt bètacellen aan)
  • Bloed glucose spiegel stijgt
  • glucose wordt niet opgenomen in de lever en spiercellen
  • Geen brandstof aanwezig waardoor de stofwisseling totaal verstoord is  geraakt.
  • Onvoldoende verbranding van vetten
  • zure afvalstoffen komen in het bloed terecht ( metabole acidose) 
  • Geur van aceton  


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Type 2 

  • Erfelijkheid
  • 9 op de 10 mensen
  • Afkomst (Turkije, Azië, Marokko, Suriname)
  • Hogere leeftijd
  • BMI > 27
  • Pancreatitis
  • Zwangerschapsdiabetes doorgemaakt
  • Prednisongebruik 
  • Lichaam (alvleesklier) maakt gedeeltelijk geen insuline meer aan.
  • Teveel suiker in het bloed.
  • Meestal zijn aangepaste leefstijlgewoonten voldoende
  • Meestal is alleen medicatie voldoende, soms is insuline spuiten noodzakelijk
  • Ongezonde leefstijl


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zwangerschapsdiabetes 
  • Dit ontstaat tijdens de zwangerschap komt voor bij 1 op 20
  • Dit ontstaat door de hormonale verandering ( endocrine stelsel)
  • Na de zwangerschap hersteld het bloed glucose zich naar normaal
  • Complicatie is een te groot kind voor de bevalling.
  • Grote kans van het ontwikkelen van diabetes type 2

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose diabetes 
  • Bij nuchter bloedsuiker niet boven  6mmol/l zijn
  • Niet nuchter mag het niet boven de 11mmol/l zijn
  • HbA1c= de bloed glucose waarden van 8 tot 12 weken
  • Is deze waarde 6.5%(48 mmol/mol) dan heb je diabetes

Slide 13 - Tekstslide

HBa1c =de glucose waarde 8a12 weken
Hoge/lage bloedsuiker
Meten is weten!

Hyper = te hoog
Hypo = te laag

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hyper (hoog)
  • veel urineren= polyurie
  • veel dorst hebben en houden= polydipsie
  • vermoeid zijn alles voelt vervelend
  • plotselinge humeurigheid, snel boos worden
  • misselijk zijn of overgeven
  • Wazig zien
  • Vermoeidheid
  • Problemen met wondgenezing
  • Infecties (o.a. huid, blaas)
  • Gewichtsverlies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypo (laag)
  • zweten
  • trillen
  • duizelig zijn
  • plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
  • hoofdpijn
  • moe zijn
  • hongerig zijn

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling Diabetes
  • Genezing nog (niet) mogelijk!
  • Gezond eten
  • Behandeling met medicijnen
  • Behandeling met insuline
  • Waarom moet de bloed suiker stabiel zijn ?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties D.M.

Arteriosclerose ​
Retinopathie 
Nefropathie​
Neuropathie​
Diabetes voet
Verhoogde infectiekans​





Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Diabetische retinopathie
Bijna alle diabetes patienten
-  na 20 jaar: 85 % DMI
                        95 % DMII

Verschijnselen: 
- niet scherp zien
- soms dubbelzien
- wazig/troebel zien
- pijn aan de ogen
- oogontstekingen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- Bloedvaten en zenuwen raken beschadigd
- Te herkennen aan: 
  • koude voeten
  • tintelende voeten, pijnscheuten
  • minder gevoel in voeten
  • moeilijk genezende wondjes
  • verkleurende tenen/voeten
  • rode, gezwollen (Charcot voet) 
Diabetische voet

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
  • Genezing (nog) niet mogelijk!
  • Gezond eten
  • Behandeling met medicijnen
  • Behandeling met insuline

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verpleegkundige interventies 
  •  Afwijkende glucose  a 2 uur  blds prikken en de afspraak van de arts diabetes vpk opvolgen. 
  • Interventies zijn gericht op het voorkomen van complicaties op korte en lange termijn.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen
Orale bloedglucoseverlagende middelen



Tabletten bij type-2-diabetes (ouderdomsdiabetes). 
Deze middelen stimuleren de alvleesklier om meer insuline te maken of maken de andere organen gevoeliger voor de werking van insuline. 
Hierdoor zal de hoeveelheid glucose in het bloed dalen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insuline

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insuline
 Bij type-1-diabetes, ook wel insulineafhankelijke diabetes genoemd.  
Bij mensen met type-2-diabetes is het soms  ook nodig om insuline te gebruiken.
Insuline valt onder te verdelen in: kortwerkend, middel langwerkend, langwerkend en combinaties hiervan. Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline zal werken

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is insuline?
  • Insuline zorgt dat glucose opgenomen wordt in de lichaamscellen, (energie bron).
  • Normaal zorgt het lichaam er voor dat er precies genoeg insuline is om de glucose te verwerken. Zo blijft het bloedglucosegehalte altijd binnen bepaalde grenzen. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kortwerkende insuline

*Gewone zogenoemde ‘ regular’ insuline die je 15-30 min. voor de maaltijd injecteert.
*Piek 2-4 uur 

*Duur 6-8 uur


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

*Actrapid ®
*Humuline ®
*Insuman 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Middellang werkende insuline

*Matig langzame insuline die je bijv. ’s avonds injecteert 
*Piek 4-8 uur

*Duur 10-12 uur

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

*Insulatard® 
*NPH-insuline


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lang werkende analoga

*Zeer langzaam opgenomen insuline die heel geleidelijk werkt voor ongeveer een dag
 *Piek geen

*Duur 18-24 uur

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

*Lantus ®largine
*Abasaglar®-glargine
*Levemir®–detemir
*Toujeo®-glargine

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mix insulines

*Combinatie van insulinesoorten. Deze worden meestal 2x per dag geïnjecteerd voor het ontbijt en voor de avondmaaltijd.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
*Humuline mix®- humuline/humuline nph
*Novomix 30/50/70® – aspart/aspart protamine
*Humalog Mix 25® – lispro/lispro protamine
*Ryzodeg®- insuline deglude/insuline aspart

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft de cliënt een insulinepomp?

 Insulinepomp

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

is diabetes type 1 te genezen
welke complicaties herkennen jullie als gevolg vandiabetes
wat kan je eraan doen
Les doelen
  • Studenten weten wat diabetes inhoud (oorzaken/symptomen/complicaties en behandeling)
  • Student weet het verschil tussen een hyper en hypo 
  • Studenten kan de complicaties op korte en lange termijn bij diabetes opnoemen. 


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les
Zijn er vragen?
Hebben we de leerdoelen behaald?


Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies