H28.1

6 VWO, H28.1
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

6 VWO, H28.1

Slide 1 - Tekstslide

programma
Vandaag:
  • overzicht periode 3
  • bespreken van de toets

Slide 2 - Tekstslide

programma tot aan toetsweek 3
Rode draad: Monetaire economie en internationale handel

  • H28: (Monetaire economie, wisselkoers, EMU)
  • H29 (overheidsingrijpen in de conjunctuur)
  • Keuzekatern: kredietcrisis
  • Tot slot examenvaardigheden training



Slide 3 - Tekstslide

programma
Vandaag:
  • overzicht periode 3
  • bespreken van de toets

Slide 4 - Tekstslide

Toets
Voorafgaand:
  • vaak een tegenvallend resultaat
  • begin van de toetsweek
  • antwoorden niet goed geformuleerd (heel veel gezien)
  • onderdelen niet geleerd (veel minder vaak)

Slide 5 - Tekstslide

Toets

  • Hoofdvraag: kennis en inzicht is er vaak wel maar waar loopt het fout bij het goed beantwoorden van de vraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat gaat bij jou goed bij de economie toetsen?

Slide 7 - Open vraag

Waar gaat het bij jou mis?

Slide 8 - Open vraag

Bijles uren

  • Geen vrije inloop (doelgericht)
  • eerst even mailen
  • Soms samen met HAVO5
  • Woe 1e uur (eventueel op vrijdag)

Slide 9 - Tekstslide

toets bespreken

Slide 10 - Tekstslide

slot

Wat geleerd?


Slide 11 - Tekstslide

6 VWO, H28.1

Slide 12 - Tekstslide

programma
vandaag

 MV = PT

Wat is geld?
  • Ruilmiddel, in ruil voor bijv. arbeid krijg je geld MAAR wat is dan geleend geld?
  • Geld = vaak wederzijdse schuld

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

werk
27.19, 27.22, 27.24

lezen 28.1
Problemen? Onduidelijkheden?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

doel van de les

Je weet na deze les:
  • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.
  • Hoe vraag en aanbod naar munten zorgt voor veranderingen in de wisselkoers

    Slide 21 - Tekstslide

    Fisher (1867 - 1947)
    MV = PT

    Slide 22 - Tekstslide

    M V = P T
    M = maatschappelijke geldhoeveelheid (geld in handen van het publiek)
    V = omloopsnelheid (aantal malen per jaar dat het geld van eigenaar verwisselt)
    P = prijsniveau
    T = aantal transacties (reeele output)

    PxT = omzet, indicator voor BBP
    MxV = betalingen van de omzet

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Video

    M V = P T (monetair beleid)
    M V = P T
    V
    = omloopsnelheid, bijvoorbeeld 4 >> het geld gaat in een jaar 4 keer van hand tot hand, ofwel eens per (12mnd/ 4 =) 3 mnd

    M = PT/V, kwantiteitstheorie
    M = k PT (Cambridge variant)

    • Wat betekent dat in de praktijk?
    • Fisher veronderstelt: V staat op kt vast; T ook op kt. Hoe kun je dan de economie laten groeien, volgens deze theorie?
    • Met welke recent behandelde theorie over de conjunctuur botst dit? Wie heeft gelijk?

    Slide 27 - Tekstslide

    M V = P T (monetair beleid)
    M V
    Schrijf even mee in jouw schrift...

    1. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan sparen?
    2. Wat gebeurt er met M en met V als mensen meer gaan oppotten?

    Slide 28 - Tekstslide

    M stijgt > uitgaven stijgen > prijzen stijgen
    output op LT blijft gelijk, als iedereen op de wereld 5% meer geld krijgt, is er dan iets verandert...?

    Slide 29 - Tekstslide

    Kwantiteitstheorie lijkt op dit model! Op de LT zijn ze het met elkaar eens: ingrijpen is zinloos. Waarom gebeurt het dan?

    Slide 30 - Tekstslide

    M V = P T (monetair beleid)
    • Ingrijpen voorkomt negatieve effecten van onderbesteding (in the long run we are all dead)
    • Effectiviteit hangt van de situatie binnen de economie af, althans op korte termijn.

    Situatie op KT (inkomensevenwicht is kleiner dan bestedingsevenwicht)
    1. bestedingsevenwicht = bestedingen in de economie zijn gelijk aan de productiecapaciteit
    2. inkomensevenwicht = het beslag van de effectieve vraag op de productie capaciteit
    effectieve vraag = C + I + O + (E-M)

    • Kun je het bovenstaande modelleren?
    • Wanneer is monetair beleid (verandering M) effectief?

    Slide 31 - Tekstslide

    Kwantiteitstheorie
    • M = PV/T of MV = PT
    • M stijgt
    • PT/V stijgt

    • Als M stijgt en V daalt in zelfde mate: geen effect. PT verandert dan niet (M*V >>> 3x4 = 12 en 4x3 = 12)

    • Als V constant is en M stijgt dan zal PT stijgen
    • P stijgt, T stijgt of P en T stijgen

    Op lange termijn zal een M stijging zich vertalen in P stijging
    Geld is neutraal, geld is geen productiemiddel, het heeft geen invloed op de productie capaciteit!

    Slide 32 - Tekstslide


    De ECB bepaalt de M in de eurozone. De ECB is onafhankelijk en moet voorkomen dat politici de geldpers aanzetten om korte termijn effecten te realiseren. De ECB is al jaren geld aan het bijdrukken, in de hoop dat M gaat stijgen. Wat vind jij hiervan!

    Slide 33 - Open vraag

    aan de slag

    28.2, 28.5, 28.6 en 28.8

    Slide 34 - Tekstslide

    EXPERIMENT

    Slide 35 - Tekstslide

    doel van de les

    Je weet na deze les:
    • Wat de verkeersvergelijking van Fisher is.

      Slide 36 - Tekstslide

      slot

      Wat geleerd?


      Slide 37 - Tekstslide

      6 VWO, H28.1

      Slide 38 - Tekstslide

      programma
      vandaag

       MV = PT (oefenen met vragen)

      Huiswerk was: nalezen bij moeilijkheden. Wie heeft nog vragen?


      Slide 39 - Tekstslide

      Slide 40 - Tekstslide

      M V = P T (monetair beleid)
      M V = P T
      V
      = omloopsnelheid, bijvoorbeeld 4 >> het geld gaat in een jaar 4 keer van hand tot hand, ofwel eens per (12mnd/ 4 =) 3 mnd

      M = PT/V, kwantiteitstheorie
      M = k PT (Cambridge variant)

      • Wat betekent dat in de praktijk?
      • Fisher veronderstelt: V staat op kt vast; T ook op kt. Hoe kun je dan de economie laten groeien, volgens deze theorie?
      • Met welke recent behandelde theorie over de conjunctuur botst dit? Wie heeft gelijk?

      Slide 41 - Tekstslide

      M stijgt > uitgaven stijgen > prijzen stijgen
      output op LT blijft gelijk, als iedereen op de wereld 5% meer geld krijgt, is er dan iets verandert...?

      Slide 42 - Tekstslide

      Kwantiteitstheorie lijkt op dit model! Op de LT zijn ze het met elkaar eens: ingrijpen is zinloos. Waarom gebeurt het dan?

      Slide 43 - Tekstslide

      M V = P T (monetair beleid)
      • Ingrijpen voorkomt negatieve effecten van onderbesteding (in the long run we are all dead)
      • Effectiviteit hangt van de situatie binnen de economie af, althans op korte termijn.

      Situatie op KT (inkomensevenwicht is kleiner dan bestedingsevenwicht)
      1. bestedingsevenwicht = bestedingen in de economie zijn gelijk aan de productiecapaciteit
      2. inkomensevenwicht = het beslag van de effectieve vraag op de productie capaciteit
      effectieve vraag = C + I + O + (E-M)

      • Kun je het bovenstaande modelleren?
      • Wanneer is monetair beleid (verandering M) effectief?

      Slide 44 - Tekstslide

      aan de slag

      28.2, 28.4, 28.5, 28.6, 28.8 en 28.9

      Slide 45 - Tekstslide

      slot

      Wat geleerd?


      Slide 46 - Tekstslide