Paragraaf 3.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken

Veranderingen in oude arbeiderswijken
Par. 3.2
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Veranderingen in oude arbeiderswijken
Par. 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Paragraaf 3.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken


Waarom gaat het met sommige wijken beter dan met andere wijken?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Arbeiderswijken: geschiedenis
Welke verschillen zijn er tussen arme en rijke wijken in Nederlandse steden, en hoe hangen ze met elkaar samen?
Korte geschiedenis van de woningbouw in Nederland


1900
1960
nu
De industriële revolutie bracht veel werk naar de steden. Daar stonden de fabrieken. Mensen migreerden massaal naar kleine arbeidershuisjes. 
Na WOII moest Nederland opnieuw opgebouwd worden. Veel mensen kochten ook een auto. De rijke middenklasse vertrok uit de vieze, kapotte steden naar de buitenwijken. Ook werden er flats gebouwd. 
Veel mensen trekken terug naar de steden. De leefbaarheid is er erg verhoogd. Maar de binnensteden zijn erg duur. Mensen gaan daarom aan de randen van deze steden wonen. 

Slide 4 - Tekstslide

Veranderingen op de arbeidsmarkt
Bewoners arbeiderswijk:
  • mensen met een lage opleiding en een laag loon -> Ze doen eenvoudig werk
  • Steeds meer automatisering
  • veel mensen raken hun baan kwijt doordat hun soort werk verdwijnt
    => dit heet structurele werkloosheid

In arbeiderswijk bleven mensen met laag inkomen achter omdat:
  • mensen met betere opleiding verdienden meer geld
  • zij verhuisden naar een betere woonwijk

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Moeizame integratie
Integratie = actief meedoen aan de samenleving

  • Veel gastarbeiders kwamen naar NL om eenvoudig werk te doen. Zij wonen vaak bij elkaar in oude arbeiderswijken. Ze integreerden niet goed, spraken de Nederlandse taal niet goed genoeg. Ze vinden daardoor moeilijk ander werk.
  • Ook nu is het moeilijk voor jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond om werk te vinden. Ze worden vaak gediscrimineerd bij sollicitaties.

Slide 7 - Tekstslide

Slechte leefbaarheid
In wijken met hoge werkloosheid is veel armoede. 
Gevolg = slechte leefbaarheid =>
  • Sociale cohesie/samenhang is slecht. Er is weinig contact onderling, mensen blijven binnen hun eigen groep.
  • sociale onveiligheid is hoog: onderhoud van huis en straat is slecht, hangjongeren, vernielingen -> niemand voelt zich verantwoordelijk.
  • Dit komt doordat er weinig sociale cohesie is.
Dus --> Wie de kans heeft verhuisd naar andere woonwijk

Wie kent zijn/haar buren?

Slide 8 - Tekstslide

Ongezonde welvaart
Verschillen en overeenkomst tussen Nigeria en NL:

- In Nigeria hebben arme mensen soms honger omdat er helemaal geen voedsel is.
- In Nederland kunnen mensen die geen eten kunnen betalen, gratis eten krijgen bij een voedselbank. 
-In welvarende landen hebben arme mensen vaker overgewicht en een ongezonde leefstijl. Dat leidt tot welvaartsziekten. 
- Door ziekte heb je weer minder kans op werk. Net als in Nigeria bestaat in Nederland dus ook een cirkel van armoede.


Slide 9 - Tekstslide

Ongezonde welvaart

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk
Lees de theorie van paragraaf 3.2

Maak daarna de opdrachten:
2 t/m 6

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Herhaling 
Paragraaf 3.2
Veranderingen in oude arbeiderswijken

Slide 14 - Tekstslide

Wat is integratie?

Slide 15 - Open vraag

Leefbaarheid is...
A
geschiktheid van je huis om er goed te leven
B
geschiktheid van een wijk om er goed te leven
C
geschiktheid van de stad om er goed te leven
D
geschiktheid van de regio om er goed te leven

Slide 16 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van sociale onveiligheid?
A
Spullen vernielen
B
Inbraken
C
Afval dumpen in de wijk
D
Hangjongeren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is sociale cohesie?
A
Hoe goed mensen met elkaar verbonden zijn
B
Hoe sociaal mensen zijn naar vreemden
C
Hoe betrokken je bent bij de wijk.
D
Hoe goed je samenwerkt met de gemeente

Slide 18 - Quizvraag

Waar is sociale cohesie het grootst?
A
In de stad
B
In grotere dorpen
C
Op het platteland
D
Overal in Nederland even hoog.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe ontstaat structurele werkeloosheid in Nederland?
A
Door automatisering
B
Mensen willen bepaald werk niet meer uitvoeren
C
Het verdwijnen van werk naar andere landen
D
Niet iedereen hoeft meer te werken

Slide 20 - Quizvraag

De verbondenheid die mensen met elkaar voelen door gezamenlijke activiteiten en gesprekken noem je...
A
integratie
B
welzijn
C
sociaal-economische status
D
sociale cohesie

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn welvaartsziekten?

Slide 22 - Woordweb

Het opleidingsniveau is een voorbeeld van ...
A
buurtkenmerken
B
bewonerskenmerken

Slide 23 - Quizvraag

Dit zijn kenmerken van achterstandswijken
A
hoge werkloosheid, veel koopwoningen en drugsoverlast
B
weinig sociale cohesie, veel welvaartsziektes en veel koopwoningen
C
mensen met weinig opleiding, een slechte gezondheid en a-sociaal gedrag
D
hoge autodichtheid, weinig voorzieningen en hoge sociaaleconomische status

Slide 24 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 25 - Quizvraag

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het verband tussen opleidingsniveau en structurele werkloosheid

Slide 27 - Open vraag

Wat is het verband tussen sociale cohesie en achterstandswijken

Slide 28 - Open vraag

Waarom hebben mensen in achterstandswijk vaak een slechte leefstijl

Slide 29 - Open vraag