10.4 bloed- en orgaandonatie

Wat gaan we doen voor de volgende les
  • 10.3 afmaken
  • nakijken 10.3
  • zelfstandig via lesson up 10.4 ziek
  • maken 10.4 vraag
  • Begrippen

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen voor de volgende les
  • 10.3 afmaken
  • nakijken 10.3
  • zelfstandig via lesson up 10.4 ziek
  • maken 10.4 vraag
  • Begrippen

Slide 1 - Tekstslide

10.4 Bloed- en orgaandonatie
Wat je leert:
Waarom je boed nodig kunt zijn
Uit welke bestandsdelen bloed bestaat
Van wie bloed kunt ontvangen?
Wanneer een baby een transfusie krijgt
Werking van een orgaantransplantatie

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer ben je bloed nodig?
Door bv veel bloedverlies bij een ongeluk of operatie
Bij sommige ziektes
Bloedtransfusie->bloed kan word weer aangevuld
Bloeddonor->gever van het bloed

Slide 3 - Tekstslide

Uit welke bestandsdelen bloed bestaat


Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes

Slide 4 - Tekstslide

3 type bloedtransfusies
Rode bloedcellen:
Patienten met veel bloedverlies
Patienten met bloedarmmoede

bloedarmoede: hemoglobinegehalte te laag->hierdoor kan het bloed slecht zuurstof en koolstofdioxide vervoeren-> snel moe, kortademig en duizelig

Slide 5 - Tekstslide

Bloedplasma:
Patienten met ernstige brandwonden
Patienten met ernstige infecties
Patienten met de ziekte Hemofilie(hierbij stolt het bloed niet goed)

Slide 6 - Tekstslide

Bloedplaatjes:

Patienten met leukemie (Leukemie is een vezamelnaam voor verschillende soorten beenkanker).

*Groei witte bloedcellen ontregeld->te veel aan witte bloedcellen ->nog niet rijp. Productie andere onderdelenin het gedrang.
*Tekort een bloedplaatjes= leidt tot bloedingen

Slide 7 - Tekstslide

Van wie bloed kunt ontvangen?
Niet van iedereen->vreemde bloedcellen worden opgeruimt met antistoffen(witte bloedcellen)

Witte bloedcellen reageren op de antigenen
op de rode bloedcellen.
Bloedgroep geeft aan welke antigenen
je hebt.

Slide 8 - Tekstslide

4 Bloedgroepen

bloedgroep A: zit antigeen A           (anti- B in je bloed)
bloedgroep B zit antigeen B            (anti- A in je bloed)
bloedgroep AB: antigeen A en B    (geen antistoffen)
bloedgroep O: zit geen antigeen    (anti- A en B)

witte bloedcellen maken antistoffen die je zelf niet hebt.

Slide 9 - Tekstslide

ontvanger van het bloed
mag geen antistoffen hebben tegenhet antigeen op de bloedcellen van de donor

Gebeurt dit wel->
gaat het bloed klonteren.

Slide 10 - Tekstslide

Rhesusfactor
Het rhesus-antigeen heb je (Rh+) of niet (Rh-).             85% is Rh+

Rh+ kan bloed krijgen van Rh- en Rh+
Rh- alleen van Rh-.

Mensen met Rh- hebben geen rhesusantigeen, maar ook geen antistoffen tegen rhesus.

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer een baby een transfusie krijgt
Rhesuspositief: rode bloedcellen hebben het antigeen
Rhesusnegatief: rode bloedcellen hebben het antigeen niet

Probleem in zwangerschap:
moeder rhesusnegatief
kind rhesuspostief
(maakt antistoffen regen het bloed van het kind)

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer levert de rhesus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 13 - Quizvraag

Rhesus positief hebben:
A
WEL antigenen rhesus
B
GEEN antigenen rhesus

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Orgaantransplantatie

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Orgaandonor

Iemand die toestemming heeft gegeven dat zijn lichaam na zijn dood gebruikt mag worden voor iemand anders die dat nodig heeft

Slide 21 - Tekstslide

Maakwerk
Vraag 2 t/m 12, 14 t/m 16 en 18

Vraag 13, 17 NIET
Begrippen 10.1 t/m 10.4

Slide 22 - Tekstslide