C.5-ZD-§4- onderwerp



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les
Lekker lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les
Lekker lezen
Huiswerk bespreken

Start nieuw onderwerp



Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de volgende zin:
– Tijdens zijn show amuseert de cabaretier het publiek met zelfgeschreven liedjes.
In deze zin is de cabaretier het onderwerp (ow). 
Vrijwel elke zin heeft een onderwerp. Vaak is het onderwerp van de zin een persoon die iets dóét. Het kan ook een dier of een ding zijn. 
Het onderwerp staat bijna altijd naast de persoonsvorm (hier: amuseert).
Zo vind je het onderwerp
Bekijk de zin De wielrenners trainen wekelijks in groepsverband.
Er zijn twee manieren om het onderwerp te vinden.


Slide 3 - Tekstslide

de vraagproef:
1 Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.

De wielrenners / trainen / wekelijks / in groepsverband.

2 Stel de vraag Wie (Wat) + persoonsvorm?
Wie trainen? Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
ow = De wielrenners



Slide 4 - Tekstslide

de getalsproef:
1 Zoek de persoonsvorm en zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
2 Verander de persoonsvorm van aantal: enkelvoud wordt meervoud of andersom.
De wielrenners / trainen / wekelijks / in groepsverband.
De wielrenner / traint / wekelijks / in groepsverband.

Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.
ow = De wielrenners

Slide 5 - Tekstslide

Tip: het onderwerp begint bijna nooit met een voorzetsel (aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts).

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen
Tekst

Slide 8 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 9 - Tekstslide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 


Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 11 - Tekstslide

Lezen: theorie van blz. 203
Cursus 5 Grammatica ZD
Maken:
§4 Onderwerp
opdr. 1 t/m 5 blz. 206

van opdr. 2 en opdr. 5  alleen vraag 1 met potlood in je werkboek
 verder alles in je schrift!




Slide 12 - Tekstslide

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen
Tekst

Slide 13 - Tekstslide

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen
Tekst

Slide 14 - Tekstslide

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen
Tekst

Slide 15 - Tekstslide

mavo1- C5 ZD-§2 = persoonsvorm en zinsdelen
Tekst

Slide 16 - Tekstslide