In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Interpunctie
Slide 1 - Tekstslide
Wat staat hier?
Ik hou van kinderen koken en lezen
Slide 2 - Tekstslide
Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.
Slide 3 - Tekstslide
Komma
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het verschil?
Hij zat op haar schoot, en rustte uit.
Hij zat op haar, schoot en rustte uit.
Slide 5 - Tekstslide
Let op!!
Voor een voegwoord gebruik je een komma.
Bijvoorbeeld:
Ik neem een kopje thee,omdat dat gezonder is.
Er zijn twee uitzonderingen!!
Je mag geenkomma gebruiken bij de voegwoorden en & of.
Slide 6 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Hoeveel cm staat er op een lineaal?
B
Hoeveel c.m. staat er op een lineaal?
C
Hoeveel cm. staat er op een lineaal?
Slide 7 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Ik stuur een bericht naar A.S. Jacobs.
B
Ik stuur een bericht naar AS. Jacobs.
C
Ik stuur een bericht naar AS Jacobs.
Slide 8 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Zou je svp willen antwoorden op mijn bericht?
B
Dat zou ik maar zsm. doen!
C
M.b.v. het antwoord op de mail kan ik mijn opdracht afronden.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De docent vroeg wie er afwezig was in de online les?
B
De docent vroeg wie er afwezig was in de online les.
Slide 10 - Quizvraag
PUNT
- Einde van de zin
- Afkortingen s.v.p. - jl. - d.m.v. - m.b.v.
ZONDER PUNT
- initiaalwoorden (NS, pc) - letterwoorden (pin)
- maten en gewichten (cm, m, dm)
UITROEPTEKEN
- Bevel of uitroep
VRAAGTEKEN
- einde van een vraag
Wie is er afwezig?
- Behalve in de indirecte rede De docent vroeg wie er afwezig was in de les.
Slide 11 - Tekstslide
Door naar de komma
Slide 12 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Wie voldoende gegeten heeft mag alvast opruimen.
B
Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Ik heb een hond twee katten zes goudvissen en een konijn.
B
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
C
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen, en een konijn.
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Hij is ziek want hij heeft koorts.
B
Hij is ziek, want hij heeft koorts.
C
Hij is ziek want, hij heeft koorts.
Slide 15 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
Omdat de timmerman komt blijf ik thuis.
B
Omdat, de timmerman komt blijf ik thuis.
C
Omdat, de timmerman komt, blijf ik thuis.
D
Omdat de timmerman komt, blijf ik thuis.
Slide 16 - Quizvraag
Wanneer wel?
Voor en na een bijstelling Mevrouw Jacobs, docent Nederlands, is aanwezig.
Tussen twee werkwoorden van verschillende gezegdes Wanneer ik goed leer, haal ik sneller een goed cijfer.
Tussen onderdelen van een opsomming (niet voor 'en') Ik houd van lasagne, chips, chocolade en friet.
In lange zinnen voor voegwoorden als 'want, maar, omdat' etc.
Wanneer je een rustpauze moet houden in een lange zin
Slide 17 - Tekstslide
De puntkomma
Wanneer gebruiken?
Tussen delen van opsommingen, zeker wanneer het om zinnen gaat. Je bent geschikt voor deze baan wanneer: - Je bent een echte teamplayer ; - Je houdt van een uitdaging ; - Je bent direct beschikbaar.
Slide 18 - Tekstslide
Door naar de dubbele punt!
Slide 19 - Tekstslide
Welke zin is juist?
A
Mijn naam is Felix.
B
Mijn naam is: Felix.
Slide 20 - Quizvraag
Welke zin is juist?
A
De lokale supermarkt is tegenwoordig van alle gemakken voorzien boodschappen, postkantoor en bloemist.
B
De lokale supermarkt is tegenwoordig van alle gemakken voorzien: boodschappen, postkantoor en bloemist.