20190114 bijwoordelijk bepaling

Grammatica

Bijwoordelijke bepaling




Klaar voor de les?
Schrift open op tafel
Telefoon in je tas
iPad op de kop
Je bent stil als de docent de les begint
timer
5:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica

Bijwoordelijke bepaling




Klaar voor de les?
Schrift open op tafel
Telefoon in je tas
iPad op de kop
Je bent stil als de docent de les begint
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vooraf
Vul onderstaande zinnen aan in je schrift:

Het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde is ...

Je vindt het lijdend voorwerp door ...

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen vandaag
Je kent en herkent de bijwoordelijke bepaling.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden
Bij het ontleden benoem je eerst: de persoonsvorm, het gezegde, het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. De zinsdelen
die je overhoudt na het benoemen, zijn de bijwoordelijke bepaling (bwb).

Niet elke zin bevat een bwb en sommige zinnen hebben meer dan één bwb.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen:
waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
 Zin: Hij heeft Sanne voor haar verjaardag een mooi cadeau gegeven.
 
pv: heeft
(zinsdelen maken)
wwg: heeft gegeven
ow: hij
lv: een mooi cadeau
mw: Sanne
bwb: voor haar verjaardag

Slide 5 - Tekstslide

Het onderwerp vindt je met de vraag:
wie/wat + gezegde? (wie heeft gegeven?)

Het lijdend voorwerp vindt je met de vraag: wie/wat + pv + ow + rest van gezegde? (wat heeft hij gegeven?)

Het meewerkend voorwerp vindt je met de vraag: aan/voor wie + pv + ow + lv + rest van gezegde? (aan wie heeft hij een cadeau gegeven?)

Deze bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vraag: waarom?
Is het zinsdeel tussen haakjes
een bijwoordelijke bepaling?

[Gaat] hij altijd door die deur naar buiten?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het zinsdeel tussen haakjes
een bijwoordelijke bepaling?

Ik hoorde het nieuws [vanmorgen] op de radio.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Ze zeggen weinig [onder het eten].
A
meewerkend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het zinsdeel tussen haakjes?

Moet je nu [alweer] naar de wc?
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
meewerkend voorwerp
D
naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren maakte de kok van dat sterrenrestaurant het recht heerlijk klaar.


Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?
A
Gisteren
B
Gisteren, van dat sterrenrestaurant
C
van dat sterrenrestaurant, heerlijk
D
gisteren, heerlijk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de bijwoordelijke bepaling in de zin:

Om half één ga ik naar de huisarts.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke soort bijwoordelijke bepaling herken je in de zinnen? 
ontkenning/bevestiging
reden
tijd
doel
plaats
richting
frequentie

Ik denk dat ik morgen ga sporten.
Weinig leerlingen roken op school.
Omdat het regent, ben ik met de auto.
Die leerling is er al drie keer uitgestuurd.
Die toets is inderdaad niet gemaakt.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig leren

Eerste 10 minuten volledig stil


Je kent de stappen van redekundig ontleden.
Je kunt alle zinsdelen benoemen.
Afronding stap 5

Dinsdag 29 januari
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies