literatuur: theorie - verhaalanalyse

Literaire theorie - verhaalanalyse
3 lessen 




                                                                                   Dautzenberg H 11
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Literaire theorie - verhaalanalyse
3 lessen 




                                                                                   Dautzenberg H 11

Slide 1 - Tekstslide

Personages
hoofdpersonages
bijpersonages
meerdere karaktertrekken
weinig karaktertrekken
psychologische ontwikkeling
geen ontwikkeling
betrokken bij veel gebeurtenissen
tegenstander of helper van hoofdpersonage

Slide 2 - Tekstslide

hoe kun je een personage (of een medemens) leren kennen?

Slide 3 - Open vraag

Personages
  • Flat character =  verandert niet, oppervlakkig, weinig eigenschappen
  • Round character = maakt een ontwikkeling door, leer je beter kennen, complexe persoonlijkheid
  • Type = vaststaand stereotype personage --> heks, schooljuf

Slide 4 - Tekstslide

Tijd
Chronologisch
niet-chronologisch
fabel
sujet
flash-forward (vooruitwijzing)
flash-back
vertelde tijd (tijd die verstrijkt in boek)
verteltijd (aantal bladzijdes of uren lezen)
tijdverdichting (versnelling) [veel vertelde tijd - weinig vertel tijd]
tijdvertraging [weinig vertelde tijd - veel vertel tijd]
historische tijd

Slide 5 - Tekstslide

Bekijken het filmfragment van De Tweeling van T. de Loo. Beantwoord daarna de vragen.

Slide 6 - Tekstslide

bespreek met je buur
In welke tijd speelt dit verhaal zich af? 
Hoe zie je de verandering in tijd in deze film? 
Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?

Slide 7 - Tekstslide

1. Geef een zo nauwkeurige datering van dit fragment.
2. Wat is volgens jou de vertelde tijd?

Slide 8 - Open vraag

Hoe zie je de verandering in tijd in deze film?

Slide 9 - Open vraag

Tijd en vertellen 
  • ab ovo (vanaf het ei) -->  normale chronologische volgorde vanaf het begin
  • in media res (midden in de zaken) --> midden in het verhaal beginnen en daarna pas de voorgeschiedenis vertellen
  • post rem (na de zaak) --> het hele verhaal achteraf vertellen

Slide 10 - Tekstslide

Een verhaal dat begint als een sprookje wordt verteld ....
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem

Slide 11 - Quizvraag

De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.
Tonio door A.FT. van der Heyden

Slide 12 - Tekstslide

het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling

Slide 13 - Quizvraag

Plaats en ruimte
  • Plaats: tastbare, fysieke ruimtes waarbinnen de gebeurtenissen zich afspelen. (kamer, stad, weiland, tunnel, berg…)
  • Ruimte: weer- en sfeeraanduidingen (mist, regen, maanloze nacht, zon, dreigend, feestelijk …) > bezielde omgeving

Slide 14 - Tekstslide

Wat is hier GEEN voorbeeld van plaats in een verhaal?
A
Prehistorie
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Door wiens ogen zie je het verhaal?

Slide 18 - Open vraag

perspectief
het standpunt van een personage ten opzichte van een gegeven in het verhaal, meer specifiek diens blik op de zaak.
door wiens ogen zien wij alles gebeuren?

Slide 19 - Tekstslide

auctoriale  en onzichtbare verteller
alwetende/ auctoriale verteller
verteller doet zich voor als auteur; 
neemt geen deel aan de gebeurtenissen; zichtbaar in de tekst; 
soms in ik-vorm; 
richt zich tot de lezer; 
speelt met het fictionele karakter
onzichtbare verteller
ook alwetend; niet zichtbaar in de tekst; het verhaal lijkt zichzelf te vertellen

Slide 20 - Tekstslide

personale verteller
  • verteller speelt geen rol in de vertelde geschiedenis
  • verhaal is in hij-vorm geschreven
  • deze hij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal
  • hij is een van de personages uit het verhaal (dus ook betrokken bij de gebeurtenissen 
  • lezer beleeft mee vanuit zijn visie en weet alles wat deze figuur denkt, doet, voelt
  • wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend

Slide 21 - Tekstslide

ik- perspectief
  • verteller speelt een rol in de vertelde geschiedenis
  • verhaal is in de ik-vorm geschreven
  • verteller kan er (net als in personaal perspectief) voor kiezen zijn personage iets te laten vertellen wat in het verleden is gebeurd
  • vraag je af hoe betrouwbaar is het perspectief?

Slide 22 - Tekstslide

Vertellend en belevend ik
  • belevend-ik vertelt over gebeurtenissen in het verhaalheden. 
  • vertellend-ik vertelt over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Hij kan terugkijken en er commentaar op leveren.

Slide 23 - Tekstslide

Ík ga mij scheren en kleed mij aan. Ik pak rugzak en koffer in met veel overleg. De dingen die ik zal achterlaten in Alta, doe ik nu maar vast in de koffer : witte overrhemden, het elektrische scheerapparaat enz.' 
W.F. Hermans - Nooit meer slapen
‘Ik was tot niets in staat in die tijd; elke avond liep of fietste ik over het jaagpad langs de vliet in de richting van het Bommeer. Achteraf heb ik het gevoel dat dat de mooiste avonden in mijn leven zijn geweest; ik had iets om over te treuren en ik was toch niet ongelukkig want ik was verliefd.’
(..) Ik probeerde haar gezicht voor me te halen maar dat lukte me niet. Ik hoorde een vreemd geluid maar ik dacht dat het een vogel was en ik mijmerde verder over dat meisje waarop ik tot op de dag vandaag verliefd ben gebleven. Toen klonk een stem achter mij: ‘Wat doe je daar?’
‘De neef van Mata Hari’, in: ‘Het Vrome Volk'M. 't Hart
‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’
G. Reve De Avonden
Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantserachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer.
"Wat is er met me gebeurd?" dacht hij. Het was geen droom.
F. Kafka, De gedaanteverwisseling
Ik kon me niet meer bewegen toen ik Thera voor het eerst zag. En daar is niets aan overdreven. Ik begon niet te zweten of te stotteren, nee, ik verstijfde. Dat was alles. Ik stond met twee rode, knipperende horentjes op mijn hoofd dicht bij de brug over de gracht en was nog niet in staat mijn pink te bewegen.
vertellend-ik
ik-verteller
alwetende verteller
personale verteller
belevend ik

Slide 24 - Sleepvraag

structuur of opbouw van een roman
  • wijze waarop boek is opgebouwd, kijk naar:
  • voorwerk: titel / ondertitel / opdracht / motto / proloog 
  • eigenlijke tekst: hoofdstukken / titels / delen
  • nawerk: epiloog 
  • verhaallijnen of verhaallagen die samenkomen of elkaar kruisen


Slide 25 - Tekstslide