welke vraag roept onderstaand fragment bij jou op?
Het loopt tragisch met mij af, daar lijkt het nu toch echt op. De schuifpui van het atelier staat open. Ik hoor vuur laaien. (J.W. Otten, Specht en zoon)
Slide 10 - Open vraag
Ik heb vader naar boven gedaan. wat vraag je je nu af? (Boven is het stil, G. Bakker)
Slide 11 - Open vraag
Het slot
Gesloten einde: de zaak is opgelost, alles is nu in orde
Open einde: verhaal nog niet afgelopen > veroorzaakt nieuwe spanning - je blijft nog enige tijd bij het boek
Cirkelvormige structuur: het slot sluit aan bij het begin
Slide 12 - Tekstslide
Ik hou van boeken met een open einde. Dat maakt dat ik er nog langer over na blijf denken
A
eens
B
oneens
Slide 13 - Quizvraag
leerdoelen
je weet wat een motief is
je kunt verschillende motieven benoemen
je weet hoe je personages kunt leren kennen
je kent de verschillende begrippen die met te maken hebben
je weet wat er verstaan wordt onder 'plaats' en 'ruimte'
Slide 14 - Tekstslide
Motief = steeds terugkerende element
verhaalmotief
herhaald, betekenisvol element in en voor een specifiek verhaal
verwijst naar christelijke verhalen (duivel, De verloren zoon)
klassiek(mythologisch) motief
verwijst naar klassieke verhalen, bijv. oedipusmotief, Assepoester)
Slide 15 - Tekstslide
een steeds terugkerende rode auto is een:
A
abstract motief
B
leidmotief
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
welke motieven herken je in het filmpje?
Slide 18 - Open vraag
wat is het thema van dit filmpje?
Slide 19 - Open vraag
Personages
hoofdpersonages
bijpersonages
meerdere karaktertrekken
weinig karaktertrekken
psychologische ontwikkeling
geen ontwikkeling
betrokken bij veel gebeurtenissen
tegenstander of helper van hoofdpersonage
Slide 20 - Tekstslide
hoe kun je een personage (of een medemens) leren kennen?
Slide 21 - Open vraag
Personages
Flat character = verandert niet, oppervlakkig, weinig eigenschappen
Round character = maakt een ontwikkeling door, leer je beter kennen, complexe persoonlijkheid
Type = vaststaand stereotype personage --> heks, schooljuf
Slide 22 - Tekstslide
Personages en romangenres
psychologische roman - primair doel om personage(s) zo diepgaand mogelijk te beschrijven
sociale roman - beschrijving maatschappelijk bepaalde groep personen
ontwikkelingsroman - geestelijke rijping van personage centraal
coming of age - psychologische en morele groei van een hoofdpersoon van jeugd tot volwassenheid
Slide 23 - Tekstslide
Tijd
Chronologisch
niet-chronologisch
fabel
sujet
flash-forward (vooruitwijzing)
flash-back
vertelde tijd (tijd die verstrijkt in boek)
verteltijd (aantal bladzijdes of uren lezen)
tijdverdichting (versnelling) [veel vertelde tijd - weinig vertel tijd]
tijdvertraging [weinig vertelde tijd - veel vertel tijd]
historische tijd
Slide 24 - Tekstslide
Bekijken het filmfragment van De Tweeling van T. de Loo. Beantwoord daarna de vragen.
Slide 25 - Tekstslide
bespreek met je buur
In welke tijd speelt dit verhaal zich af?
Hoe zie je de verandering in tijd in deze film?
Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?
Slide 26 - Tekstslide
1. Geef een zo nauwkeurige datering van dit fragment. 2. Wat is volgens jou de vertelde tijd?
Slide 27 - Open vraag
Hoe zie je de verandering in tijd in deze film?
Slide 28 - Open vraag
Tijd en vertellen
ab ovo (vanaf het ei) --> normale chronologische volgorde vanaf het begin
in media res (midden in de zaken) --> midden in het verhaal beginnen en daarna pas de voorgeschiedenis vertellen
post rem (na de zaak) --> het hele verhaal achteraf vertellen
Slide 29 - Tekstslide
Tijd en romangenres
historische roman > speelt zich af in het verleden (De zwarte met het witte hart - A. Japin)
toekomstroman > speelt zich af in de toekomst (Weerwater - R. Dorrestein)
zedenroman > zeden en gewoonten van bepaalde tijd en milieu staan centraal (Alleen maar nette mensen - R. Vuijsje)
Slide 30 - Tekstslide
Een verhaal dat begint als een sprookje wordt verteld ....
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem
Slide 31 - Quizvraag
De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.
Tonio door A.FT. van der Heyden
Slide 32 - Tekstslide
het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling
Slide 33 - Quizvraag
Plaats en ruimte
Plaats: tastbare, fysieke ruimtes waarbinnen de gebeurtenissen zich afspelen. (kamer, stad, weiland, tunnel, berg…)
Wat is hier GEEN voorbeeld van plaats in een verhaal?
A
Prehistorie
B
School
C
Stad
D
Italië
Slide 35 - Quizvraag
Welke invloed kan de ruimte 'stad' of 'eiland' hebben op een personage?
Slide 36 - Open vraag
leerdoelen
je kunt verschillende perspectieven herkennen en benoemen
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Video
Door wiens ogen zie je het verhaal?
Slide 40 - Open vraag
perspectief
het standpunt van een personage ten opzichte van een gegeven in het verhaal, meer specifiek diens blik op de zaak.
door wiens ogen zien wij alles gebeuren?
Slide 41 - Tekstslide
auctoriale en onzichtbare verteller
alwetende/ auctoriale verteller
verteller doet zich voor als auteur;
neemt geen deel aan de gebeurtenissen; zichtbaar in de tekst;
soms in ik-vorm;
richt zich tot de lezer;
speelt met het fictionele karakter
onzichtbare verteller
ook alwetend; niet zichtbaar in de tekst; het verhaal lijkt zichzelf te vertellen
Slide 42 - Tekstslide
personale verteller
verteller speelt geen rol in de vertelde geschiedenis
verhaal is in hij-vorm geschreven
deze hij-figuur staat in de gebeurtenissen centraal
hij is een van de personages uit het verhaal (dus ook betrokken bij de gebeurtenissen
lezer beleeft mee vanuit zijn visie en weet alles wat deze figuur denkt, doet, voelt
wat andere personages voelen of denken is deze figuur niet bekend
Slide 43 - Tekstslide
ik- perspectief
verteller speelt een rol in de vertelde geschiedenis
verhaal is in de ik-vorm geschreven
verteller kan er (net als in personaal perspectief) voor kiezen zijn personage iets te laten vertellen wat in het verleden is gebeurd
vraag je af hoe betrouwbaar is het perspectief?
Slide 44 - Tekstslide
Vertellend en belevend ik
belevend-ik vertelt over gebeurtenissen in het verhaalheden.
vertellend-ik vertelt over gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het verleden. Hij kan terugkijken en er commentaar op leveren.
Slide 45 - Tekstslide
Ík ga mij scheren en kleed mij aan. Ik pak rugzak en koffer in met veel overleg. De dingen die ik zal achterlaten in Alta, doe ik nu maar vast in de koffer : witte overrhemden, het elektrische scheerapparaat enz.'
W.F. Hermans - Nooit meer slapen
‘Ik was tot niets in staat in die tijd; elke avond liep of fietste ik over het jaagpad langs de vliet in de richting van het Bommeer. Achteraf heb ik het gevoel dat dat de mooiste avonden in mijn leven zijn geweest; ik had iets om over te treuren en ik was toch niet ongelukkig want ik was verliefd.’
(..) Ik probeerde haar gezicht voor me te halen maar dat lukte me niet. Ik hoorde een vreemd geluid maar ik dacht dat het een vogel was en ik mijmerde verder over dat meisje waarop ik tot op de dag vandaag verliefd ben gebleven. Toen klonk een stem achter mij: ‘Wat doe je daar?’
‘De neef van Mata Hari’, in: ‘Het Vrome Volk'M. 't Hart
‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’
G. Reve De Avonden
Toen Gregor Samsa op een ochtend ontwaakte uit onrustige dromen, ontdekte hij dat hij in bed was veranderd in een reusachtig eng beest. Hij lag op zijn pantserachtig harde rug en wanneer hij zijn kop een beetje optilde, zag hij zijn gewelfde, bruine, uit boogvormige stijve delen samengestelde buik, met daar bovenop de deken, die op het punt stond er helemaal af te glijden en nog net wist te blijven liggen. Voor zijn ogen wiebelden zijn vele, vergeleken met zijn verdere omvang jammerlijk dunne pootjes hulpeloos heen en weer.
"Wat is er met me gebeurd?" dacht hij. Het was geen droom.
F. Kafka, De gedaanteverwisseling
Ik kon me niet meer bewegen toen ik Thera voor het eerst zag. En daar is niets aan overdreven. Ik begon niet te zweten of te stotteren, nee, ik verstijfde. Dat was alles. Ik stond met twee rode, knipperende horentjes op mijn hoofd dicht bij de brug over de gracht en was nog niet in staat mijn pink te bewegen.
vertellend-ik
ik-verteller
alwetende verteller
personale verteller
belevend ik
Slide 46 - Sleepvraag
structuur of opbouw van een roman
wijze waarop boek is opgebouwd, kijk naar:
voorwerk: titel / ondertitel / opdracht / motto / proloog
eigenlijke tekst: hoofdstukken / titels / delen
nawerk: epiloog
verhaallijnen of verhaallagen die samenkomen of elkaar kruisen