Oefenen grammatica klas 4

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Grammatica

Zinsontleden

PV

O

WG

LV

MV

BWB

Een persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. juist
2. onjuist

Als een zin geen lijdend voorwerp heeft, dan heeft het ook geen meewerkend voorwerp.

1. juist
2. onjuist

Zinnen hebben altijd een onderwerp.

1. juist
2. onjuist

Een zin met een NG heeft nooit een lijdend voorwerp.

1. juist
2. onjuist

Een bijstelling hoort altijd bij het onderwerp of het lijdend voorwerp.

1. juist
2. onjuist

De vuilnisbakken op het station, die vieze dingen, worden niet vaak genoeg geleegd door de vuilnismannen.

Zijn sneeuwkettingen in Oostenrijk verplicht?

Het Utrechtse transportbedrijf schonk een fors bedrag aan het Wilhelmina Kinderziekenhuis.

Wanneer heb je het huurcontract ondertekend?

Voor het raam van het tuinhuis hangt een zilveren ster.

Neem een proefabonnement op de Volkskrant.

Chris kocht Anne een broodje gezond.

Vul volgende zinnen aan met een bijwoordelijke bepaling.

Bente moest haar telefoon inleveren.

Dieven hebben een pinautomaat opgeblazen.

Zou jij Rihanna willen interviewen?

Bedenk zelf een bijstelling bij volgende zinnen.

De athleet nam trots de gouden medaille in ontvangst.

Bella ondersteunt haar oma op weg naar de kerk.

Woordsoorten

LW, ZN, BN, VZ, KWW, HWW, ZWW, PERS.VNW, BEZ. VNW, BETR. VNW, AANW. VNW, WEDERKERIG VNW, WEDERKEREND VNW, VRAAGWOORD, BIJWOORD

'welke' is een:

We gaan een dagje varen op de Rijn.

De pen die daar ligt is van mij.

Ik herinner me niets van het ongeluk.

We hebben elkaar nog nooit gezien.

Mijn auto moest vorige week naar de garage.

Jij wil ook nooit mee naar de bioscoop!

Ik wil graag een patatje met mayo.

De les duurt nog vijftien minuten.

Hij is trainer van Ajax geworden.

Hij is in z'n eentje naar huis gefietst.

Die mooie witte bus is van mij.

Het is mijn bus.

Ooit wil ik nog een kinderboek schrijven.

Iedereen mag vanavond uit, behalve ik.