Woordsoorten (3 mavo)

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Woordsoorten

Wat weten we nog?

Welke woordsoorten
ken je?

Wat is het LW?
Martin fietste op de fiets van zijn kleine broertje.

Wat is het werkwoord?
Martin fietste op de fiets van zijn kleine broertje.

Wat is het BN?
Martin fietste op de fiets van zijn kleine broertje.

Wat zijn de ZN?
Martin fietste op de fiets van zijn kleine broertje.

Wat zijn de VZ?
Rogier gaat morgen voor de eerste keer op vakantie.

Wat zijn de TW?
Rogier gaat morgen voor de eerste keer op vakantie.

Wat zijn de BW?
Rogier gaat morgen voor de eerste keer op vakantie.

Welke woordsoorten kun je goed benoemen?

Welke woordsoorten vind je lastig?

OPDRACHT

1. Lees de theorie van de woordsoorten die je lastig vond nog
    eens door (blz. 141)

2. Maak opdracht 2 (blz. 142)

3. Klaar? Controleer je antwoorden met die van je buurman

Woordsoorten

Woordsoort nummer 8

Van welk woord in onderstaande zin ken je de woordsoort nog niet?
Milou zit op tennis, maar Carlijn hockeyt.

VOEGWOORDEN (VW)

- verbinden woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar

en, of, dus, maar, want, omdat, als, (door)dat, hoewel, mits, nadat, tenzij, terwijl, voordat, zodat, zodra

- herken je vaak aan zinnen met een komma (samengestelde zinnen)

Wat is het voegwoord?
Kim opende het bestand, nadat ze het had gescand.

Wat is het VW in de zin?
Voordat Els iets kon zeggen, was Joris al vertrokken.

OPDRACHT

1. Bedenk een zin met een voegwoord

2. Schrijf deze zin op in je schrift

3. Wissel je schrift met je buurman

4. Benoem de woordsoorten in de zin

5. Controleer samen de antwoorden

6. Klaar? maak opdracht 4+6 (blz. 143)

Wat heb je deze les geleerd?
Wat weet je nu/Wat kun je nu?