V1: dinsdag 26 mei
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
0
Slide 8 - Video
Gebiedende wijs:
'(Melden) je bij de conciërge.'
'(Melden) je bij de conciërge.'
A
Meldt
B
Meld
Slide 9 - Quizvraag
Gebiedende wijs:
'Annie, (houden) mijn tasje even vast.'
'Annie, (houden) mijn tasje even vast.'
A
houd
B
houdt
Slide 10 - Quizvraag
Infinitief (hele werkwoord):
Door de mist moesten de vliegtuigen eerder (landen).
Door de mist moesten de vliegtuigen eerder (landen).
A
landen
B
landden
Slide 11 - Quizvraag
Infinitief (hele werkwoord):
'We konden het raadsel niet (raden).'
'We konden het raadsel niet (raden).'
A
raadden
B
raden
Slide 12 - Quizvraag
Onvoltooid deelwoord:
'(Minachten) keek hij mij aan.'
'(Minachten) keek hij mij aan.'
A
Minachtent
B
Minachtendt
C
Minachtend
Slide 13 - Quizvraag
Bijvoeglijk gebruikt volt. deelwoord:
'De pas (verbreden) weg was van nieuwe strepen voorzien.'
'De pas (verbreden) weg was van nieuwe strepen voorzien.'
A
verbreedde
B
verbrede
Slide 14 - Quizvraag
Zelf regel toepassen:
'(Vinden) jij niet dat hij is (veranderen)?'
'(Vinden) jij niet dat hij is (veranderen)?'
A
Vindt, verandert
B
Vind, veranderd
C
Vindt, veranderd
D
Vind, verandert
Slide 15 - Quizvraag
Zelf regel toepassen:
'De (verkleden) kleuters (dansen v.t.) (lachen) in het rond.'
'De (verkleden) kleuters (dansen v.t.) (lachen) in het rond.'
A
verkleedde, danste, lachent
B
verkleden, danstten, lachend
C
verklede, danstten, lachend
D
verklede, dansten, lachend
