H12 Toeval en Kansen

Hoofdstuk 12
Zicht op toeval
(kansberekening)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 12
Zicht op toeval
(kansberekening)

Slide 1 - Tekstslide

Wegennet
Hiernaast is een schematische weergave van een wegennet.
Bij punt A starten 1600 fietsers.
Bij elke splitsing gaan evenveel fietsers naar links als naar rechts.

Hoeveel fietsers komen er uiteindelijk bij G terecht?

Slide 2 - Tekstslide

Kansen
Kun je op drie manieren opschrijven:
  1. als breuk
  2. als ".... op ...."
  3. als percentage

Slide 3 - Tekstslide

Kans berekenen
Voor de berekening van een kans heb je steeds twee getallen nodig:
  • het totaal aantal mogelijkheden
  • het gezochte/gevraagde aantal mogelijkheden
De kans is de berekening 

Slide 4 - Tekstslide

De kanstol hiernaast bestaat uit 10 vakken.
Wat is de kans dat je het getal 3 draait?

Slide 5 - Open vraag

De kanstol hiernaast bestaat uit 10 vakken.
Wat is de kans dat je een getal groter dan 7 draait?

Slide 6 - Open vraag

De kanstol hiernaast bestaat uit 10 vakken.
Is de kans dat je een getal groter dan 5 draait en
de kans dat je een getal kleiner dan 5 draait
samen 100%? Waarom wel / niet?

Slide 7 - Open vraag

Waarom kun je NIET zeggen dat
bij 1 op de 5 leerlingen uit de klas
dat zo is?

Slide 8 - Open vraag

Wat verwacht je dat dit
betekent voor de
40 000 inwoners van Dronten?

Slide 9 - Open vraag

Voor het berekenen van het totale aantal mogelijkheden is het soms handig om 
een boomstructuur of 
boomdiagram te tekenen.
Vaak kun je ook een 
wegendiagram gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Leg uit dat er bij het gooien met een rode, een witte en een zwarte dobbelsteen 216 verschillende worpen mogelijk zijn.

Slide 11 - Open vraag

Bereken de kans dat je 3 vieren gooit bij het dobbelen met een rode, een witte en een zwarte dobbelsteen.

Slide 12 - Open vraag


Hiernaast is een schematische weergave van een wegennet.
Bij punt A starten 1600 fietsers.
Bij elke splitsing gaan evenveel fietsers naar links als naar rechts.
Hoeveel fietsers komen er uiteindelijk bij G terecht?

Slide 13 - Open vraag

Hoe heb je het antwoord berekend
van de vorige vraag?

Slide 14 - Open vraag

Opdracht
Maken opgaven V1 tot en met V4 van §Voorkennis

Slide 15 - Tekstslide