Alphen A2B1 Thema 1 taak 3 9 februari 2022

• NT2
• MBO
• Studiejaar 4

De woorden van Thema 1, taak 3

Kunt u een monteur sturen?

We hebben een ...................! Het dak ..................... op drie plaatsen

1. lekker, water
2. lekken, opgevangen
3. lekkage, lekt
4. lekken, centrale verwarming

We kunnen voor vrijdag een afspraak maken. Welk .................... komt jou het beste uit? De ochtend of de middag?

1. dagdeel
2. huisbaas
3. reparatie
4. weghalen

Je kunt de ..................... uit zetten, als het te warm wordt in de kamer

1. radiustoren
2. radioreen
3. radiatooren
4. radiatoren

Door de storm ging het dak kapot. De ..................... kostte € 1150,00

1. kou
2. huisbaas
3. reparatie
4. emmer

Mijn dochter repareert haar eigen afvoer. Ze is heel .....................

1. nood
2. handig
3. vandaar
4. doorgeven

De postbode .................. niet ................... Hij legt het pakje voor de deur.

1. aanbelt, deur
2. aan, bellen
3. komt, aanbelt
4. belt, aan

Het is erg koud in jouw huis. Je hebt een nieuwe ........................ nodig.

1. klemmen
2. ketel
3. opvangen
4. ruiten

Door de aardbeving zitten er scheuren in het ......................

1. reparatie
2. plafond
3. opvangen
4. woningbouwvereniging

Maak jij een .................... van die belangrijke papieren?

1. vandaan
2. radiator
3. verzoek
4. kopie

Er zit een grote spin! Wie ................... hem .......................?

1. haalt, weg
2. weg, halen
3. haal, wegen
4. wegt, haalt

Het water ............................ over de rand van het bad.

1. stromt
2. stromen
3. stroomt
4. stroom

Dictee

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Wat is het werkwoord?

Wat is het onderwerp?

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de bijzin?
Neem een taxi als je naar het ziekenhuis moet gaan.

1. Neem
2. Neem, gaan
3. moet, gaan
4. gaan

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de hoofdzin?
Omdat Peter erge hoofdpijn heeft, gaat hij vandaag niet tennissen.

1. heeft
2. gaat
3. hoofdpijn, heeft
4. gaat, tennissen

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de bijzin?
Deze buurt was niet veilig toen er geen politiebureau was.

1. was, veilig
2. toen, was
3. was
4. geen, was

Wat is het onderwerp in de bijzin?
Omdat de gemeente hier nieuwe huizen gaat bouwen, worden de bomen gekapt.

1. de gemeente
2. nieuwe huizen
3. bouwen
4. de bomen

Wat is het onderwerp in de hoofdzin?
Toen vader en dochter gingen voetballen, had moeder even tijd om te werken.

1. vader en dochter
2. voetballen
3. moeder
4. even tijd

Wat is/zijn het werkwoord/de werkwoorden in de hoofdzin?
Terwijl de regen met bakken naar beneden kwam, ging Conny de honden uitlaten.

1. bakken
2. ging, uitlaten
3. uitlaten
4. kwam

Maak een zin met ´aan het´ 

De gasten maken muziek.

Wij zitten te praten en drinken koffie.

Terwijl de kinderen fietsen, zingen ze een liedje.

De criminelen telden hun geld, nadat ze de bank hadden beroofd.

De kerkgangers zongen, toen het orgel ging spelen.