Fase 2, les 7: onderwerp, persoonsvorm, voltooid deelwoord
Fase 2
onderwerp
persoonsvorm
voltooid deelwoord
werkwoordspelling
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Fase 2
onderwerp
persoonsvorm
voltooid deelwoord
werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
onderwerp
Het onderwerp doet iets of is iets.
1. Met deze vraag vind je het onderwerp: wie/wat + gezegde?
Peter heeft de wedstrijd gewonnen.
Vraag: wie/wat heeft gewonnen?
Antwoord: Peter
Dus Peter is het onderwerp.
Slide 2 - Tekstslide
onderwerp
2. Ook vind je het onderwerp door de persoonsvorm van getal te veranderen (er enkelvoud of meervoud van maken). Het onderwerp is het zinsdeel dat dan ook van getal moet veranderen.
Het kind eet een appel.
Het kind eten een appel.
De kinderen eten een appel.
Het kind moet van getal veranderen, dus Het kind is het onderwerp.
Slide 3 - Tekstslide
persoonsvorm
De persoonsvorm is een vervoegd werkwoord. In iedere zin staat een persoonsvorm.
Je kunt de persoonsvorm op twee manieren vinden:
1. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
2. Verander de zin van tijd. De persoonsvorm komt dan in een andere tijd te staan.
Slide 4 - Tekstslide
persoonsvorm
1. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
Roos rent hard naar de bushalte.
1. Rent Roos hard naar de bushalte?
Rent staat vooraan in de zin, dus rent is de persoonsvorm.
Slide 5 - Tekstslide
persoonsvorm
2. Verander de zin van tijd. De persoonsvorm komt dan in een andere tijd te staan.
2. Roos rent (gisteren) hard naar de bushalte.
Roos rende gisteren hard naar de bushalte.
Rent komt in een andere tijd te staan, dus rent is de persoonsvorm.
Slide 6 - Tekstslide
voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
Het is een vervoegd werkwoord.
Het geeft aan dat iets is gebeurd.
Het begint meestal met een voorvoegsel:
ge-, be-, her-, er-, ont- of ver-.
Slide 7 - Tekstslide
voltooid deelwoord
Jij hebt hard gelopen.
Ik ben ontslagen.
We hebben verloren.
Het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord eindigt op -d of -t. (zie regel TaXiKoFSCHiP):
Astrid heeft hard gewerkt.
Ik had hem niet herkend.
Slide 8 - Tekstslide
voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt meestal op -n of -en:
Heb je het nou nóg niet begrepen?
Wie heeft dat gedaan?
Slide 9 - Tekstslide
En nu... even testen
Wat is het onderstreepte deel van de zin?
Slide 10 - Tekstslide
We hebben keihard gerend.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 11 - Quizvraag
Onze buren hebben hun kindje Merel genoemd.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 12 - Quizvraag
Dat hebben we in het handboek gelezen.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 13 - Quizvraag
Die briljante man wordt niet begrepen door zijn omgeving.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 14 - Quizvraag
Die schoenen heb ik maar twee maanden gedragen.
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 15 - Quizvraag
Kijk eens wat ik heb gevonden!
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
Slide 16 - Quizvraag
werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
De schat ... zich op een verlaten eiland.
A
bevind
B
bevindt
C
bevint
Slide 19 - Quizvraag
'We komen op tijd aan.' ... de conducteur.
A
melt
B
meld
C
meldt
Slide 20 - Quizvraag
Hij ... je alleen maar, zodat hij je huiswerk kan overschrijven.
A
gebruikt
B
gebruikd
C
gebruikdt
Slide 21 - Quizvraag
... jij de kippenpootjes alvast aan?
A
Braat
B
Braadt
C
Braad
Slide 22 - Quizvraag
Soms ... hij ineens heel boos.
A
word
B
wordt
C
wort
Slide 23 - Quizvraag
werkwoordspelling
verleden tijd
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
We zaten net buiten te eten, toen er een onweersbui ....
A
losbarste
B
losbarstte
C
losbarsde
D
losbarsdde
Slide 26 - Quizvraag
De meisjes ... toen van het lachen.
A
proesten
B
proestten
C
proesden
D
proesdden
Slide 27 - Quizvraag
Ons eerst nog gezellige gesprek ... in ruzie toen het over haar geheime liefde ging.
A
ontaarde
B
ontaardde
C
ontaarden
D
ontaardden
Slide 28 - Quizvraag
Mijn opmerkingen .... mijn werkelijke mening wel aan.
A
duide
B
duiden
C
duidden
Slide 29 - Quizvraag
Steven ... dat nooit leuk.
A
vinde
B
vindde
C
vond
D
vonde
Slide 30 - Quizvraag
En nu...
....aan het werk in StartTaal.
Maak alle opdrachten van deze periode af.
Daar heb je nu en de volgende les tijd voor.
Kijk in het overzicht welke opdrachten gemaakt moeten worden.