De persoonsvorm is een vervoegd werkwoord. In iedere zin staat een persoonsvorm.
Je kunt de persoonsvorm op twee manieren vinden:
1. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
2. Verander de zin van tijd. De persoonsvorm komt dan in een andere tijd te staan.
Roos rent hard naar de bushalte.
1. Rent Roos hard naar de bushalte?
Rent staat vooraan in de zin, dus rent is de persoonsvorm.
2. Roos rent gisteren hard naar de bushalte.
Roos rende gisteren hard naar de bushalte.
Rent komt in een andere tijd te staan, dus rent is de persoonsvorm.