Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Deeltaak 3 Week 4 Les 2
Deeltaak 3 Week 4 les 2
1 / 26
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
In deze les zitten
26 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Deeltaak 3 Week 4 les 2
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
Einleitung Kapitel 10, Film über Deutschland
Grammatik Kapitel 10 müssen of sollen
Fragen!?
Slide 2 - Tekstslide
Vorab Fragen?
Slide 3 - Tekstslide
Heute erfährst du mehr über Urlaub in Deutschland
Slide 4 - Tekstslide
6
Slide 5 - Video
Modalverben müssen en sollen
Jullie hebben verschillende Modalverben geleerd, waaronder müssen.
Vandaag leg ik jullie uit dat je het NL woord moeten, zowel met müssen als met sollen kan vertalen en wat het verschil ertussen is.
Slide 6 - Tekstslide
Je gaat eerst kijken naar een filmpje zodat je weet hoe het zit met de werkwoorden müssen en sollen...
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
müssen of sollen
Je krijgt nu een aantal situaties te zien waarin jij moet kiezen of je de vorm van müssen of de vorm van sollen moet gebruiken.
Schrijf de vorm over van het werkwoord dat jij denkt te moeten gebruiken in de desbetreffende situatie.....
Slide 9 - Tekstslide
"Ihr müsst/ sollt jetzt Aufgabe 10 machen", sagt Frau Kuiper.
A
müsst
B
sollt
Slide 10 - Quizvraag
Bei der Ampel musst/ sollst du anhalten.
A
musst
B
sollst
Slide 11 - Quizvraag
Ich weiß nicht was ich jetzt machen soll/ muss.
A
soll
B
muss
Slide 12 - Quizvraag
Wo sind die Toiletten?
Ich muss/ soll mal.
A
muss
B
soll
Slide 13 - Quizvraag
Der Arzt hat gesagt, dass Julian mehr Früchte essen ... ...
A
muss
B
soll
Slide 14 - Quizvraag
Du ... ... jetzt gehen, sonst verpasst du den Zug (=trein).
A
musst
B
sollst
Slide 15 - Quizvraag
00:47
Schulferien gibt es in Deutschland nur im Sommer.
A
richtig
B
falsch
Slide 16 - Quizvraag
01:08
Die Deutschen fahren mit verschiedenen Verkehrsmitteln in den Urlaub.
A
richtig
B
falsch
Slide 17 - Quizvraag
01:49
Die Deutschen machen selten Urlaub in Deutschland, sondern fliegen lieber ins Ausland.
A
richtig
B
falsch
Slide 18 - Quizvraag
02:39
Garmisch-Partenkirchen …
A
ist eine Stadt in den Bergen.
B
ist für Sporturlaub nicht geeignet(geschikt).
C
bietet den Touristen kaum etwas (bijna niets).
D
wird vor allem von ausländischen (buitenlandse)Touristen besucht.
Slide 19 - Quizvraag
04:01
Wenn man beim Biathlon einen Fehler beim Schießen macht, muss man eine Runde extra langlaufen.
A
richtig
B
falsch
Slide 20 - Quizvraag
04:41
Wer von den beiden fährt in seinem oder ihrem nächsten Urlaub nicht wieder in die Berge?
A
Nina
B
David
Slide 21 - Quizvraag
Es ist nass draußen; es ____ also geregnet haben.
A
muss
B
soll
Slide 22 - Quizvraag
So was ___ man nicht sagen! Das ist unhöflich.
A
muss
B
soll
Slide 23 - Quizvraag
Zusammenfassung
moeten heeft twee betekenissen: müssen en sollen
müssen: noodzaak, consequenties, het kan niet anders
sollen: de wil van een ander, twijfel uitdrukken
Slide 24 - Tekstslide
Hausaufgaben
Baustein 8 und 9
Wörter Kapitel 10 lernen ( NL-D
en
D-NL)
Mondeling
Werkblad 3e naamval!!
Slide 25 - Tekstslide
Gibt es noch Fragen?
Slide 26 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
mussen sollen
Januari 2022
- Les met
10 slides
Duits
Middelbare school
Deeltaak 3 Week 4 Les 3 goed
Januari 2022
- Les met
28 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
K10D müssen en sollen
Juni 2024
- Les met
14 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
sollen & müssen
Mei 2024
- Les met
17 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
sollen & müssen
Mei 2022
- Les met
20 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Caroussel Toetsweek klas 2
September 2019
- Les met
15 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Wiederholung: Modale Werkwoorden
September 2021
- Les met
37 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2,3
H41 27.11.2020
November 2020
- Les met
14 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4