Peter heeft aan het begin van het jaar c 78o op een spaarrekening staan. De rente op deze spaarrekening is 3,75%, Het gemiddeld prijspeil is in dit jaar met 2,8% toegenomen. Welke uitspraak is juist?
A
De nominale waarde van Peters spaargeld
zal dalen.
B
De reëlewaardevan Peters spaargeld zal gelijk blijven
C
De reële waarde van Peters spaargeld zal
stijgen.
Slide 10 - Quizvraag
Juist of onjuist Pensioenfondsengebruikenbij het vaststellen van premies en uitkeringen het omslagstelsel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Als de lonen sneller stijgen dan de inflatie heeft een ..... uitkering hier het meeste voordeel van
A
Waardevaste
B
Rentevaste
C
Geindexeerde
D
Welvaarstvaste
Slide 12 - Quizvraag
Het welvaartsvaste pensioen stijgt met 4% en het waardevaste pensioen stijgt met 3%. Welke bewering is juist?
A
Het reële loon is gestegen met 4%
B
Het welvaartsvaste pensioen stijgt met nominaal 7,12%.
C
Het waardevaste pensioen stijgt reëel met o%
D
Het gemiddeld prijsniveau is gestegen met 4%
Slide 13 - Quizvraag
Welke groep heeft het minste netto profijt van de overheid?