Les 5 deel A znw + lidw + bijv nw les 4

Nederlands
Het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Het lidwoord, zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen
- Herhaling vorige les
- Lesdoelen
- Ophalen kennis
- Theorie
- Quiz
- zelfstandig werken
- nabespreken les 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is
  3. Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:20
Benoem de lidwoorden!

Slide 4 - Woordweb

timer
0:20
Zoveel mogelijk zelfstandige
naamwoorden!

Slide 5 - Woordweb

Zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden!

Slide 6 - Woordweb

Wat zijn lidwoorden? 
  • Er bestaan drie lidwoorden: de, het en een

Een lidwoord komt altijd VOOR een zelfstandig naamwoord
de computer
- het kopje 
- een vogelhuisje
                                 Automatisch gebruiken wij de juiste lidwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord is altijd een mens, dier, plant of ding. 
Voorbeelden: Olifant, laptop, huis, fiets, liedje. 

Namen zijn ook zelfstandig naamwoorden!
Voorbeelden: Ise, Sander, Jaimy, Iris, Kampen, IJsselmuiden,  Ichthuscollege etc. etc. 

Soms staat er een ander woord tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord, zoals: het leuke liedje. Liedje is dan het zn. 

Slide 9 - Tekstslide

Een lidwoord is....
timer
0:15
A
Het
B
Een
C
De
D
Alledrie (a, b en c)

Slide 10 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord is..
timer
0:20
A
Een werkwoord
B
Een plaatsnaam
C
Een mens, dier, ding of plant
D
Een zelfstandig persoon

Slide 11 - Quizvraag

Wat vond je lastig aan de stof/vond je ook een oefening lastig?
timer
0:35

Slide 12 - Open vraag

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord en andersom
timer
0:12
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Wat snap je al goed over de stof van vandaag/wat vind je makkelijk?
timer
0:25

Slide 14 - Open vraag

Zou je het leuk vinden om bij Nederlands af en toe een samenwerkingsopdracht te doen?
timer
0:20
A
Ja
B
Nee
C
Weet ik niet

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht

Slide 16 - Tekstslide

Controleren van het maakwerk

Slide 17 - Tekstslide

Wat hebben wij deze les gedaan?
Wat hebben wij deze les geleerd?
Wat kunnen wij hiermee?
Wat was mijn inbreng tijdens deze les?
Op welk niveau heb ik gewerkt?
DE volgende keer :
Het werkwoord en het voorzetsel

Slide 18 - Tekstslide