ZNW LW

Welkom bij Nederlands
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Herhalen persoonsvorm en onderwerp 

Grammatica:
lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

timer
15:00
Pak je leesboek voor je!

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is

Slide 4 - Tekstslide

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een lidwoord?
timer
0:20
A
Wat iemand kan
B
de, het, een
C
namen en mensen
D
Wie of wat

Slide 5 - Quizvraag

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn lidwoorden? 
  • Er bestaan drie lidwoorden: de, het en een

Een lidwoord komt altijd VOOR een zelfstandig naamwoord
de computer
- het kopje 
- een vogelhuisje

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord is altijd een mens, dier, plant of ding. 
Voorbeelden: Olifant, laptop, huis, fiets, liedje. 

Namen zijn ook zelfstandig naamwoorden!
Voorbeelden: Ise, Sander, Jaimy, Iris, Kampen, IJsselmuiden,  Ichthuscollege etc. etc. 

Soms staat er een ander woord tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord, zoals: het leuke liedje. Liedje is dan het zn. 

Slide 10 - Tekstslide

Een lidwoord is....
timer
0:15
A
Het
B
Een
C
De
D
Alledrie (a, b en c)

Slide 11 - Quizvraag

lidwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
de
vogels
vliegen

Slide 12 - Sleepvraag

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Sleepvraag

Een zelfstandig naamwoord is..
A
Een werkwoord
B
Een plaatsnaam
C
Een mens, dier, ding of plant
D
Een zelfstandig persoon

Slide 14 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het, een
B
rood, groen, geel
C
fiets, koe, paard

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb een tas.

Tas =
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord

Slide 17 - Quizvraag

Het gedicht is prachtig.

Prachtig =
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Tim is een hele leuke jongen.

Is =
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord

Slide 19 - Quizvraag

Sanne en Jordi hebben de luistertoets goed geoefend.
Luistertoets =
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Hij werd chagrijnig door zijn irritante broertje.
Werd =
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Maken
Blz. 202 - 203
2 t/m 4
 
Klaar: 
Online oefenen

timer
12:00

Slide 22 - Tekstslide