ZNW LW les 2

Welkom bij Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Lezen
Lesdoelen 
Uitleg
Samen oefenen
Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden en zelfstandig naamwoord
https://apps.noordhoff.nl/se/content/theme/df7149ed-abad-4cf9-82d0-25dfa376fd61/contenthub

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkennis??

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een lidwoord?
A
Wat iemand kan
B
de, het, een
C
namen en mensen
D
Wie of wat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord is altijd een mens, dier, plant of ding. 
Voorbeelden: Olifant, laptop, huis, fiets, liedje. 

Namen zijn ook zelfstandig naamwoorden!
Voorbeelden: Ise, Sander, Jaimy, Iris, Kampen, IJsselmuiden,  Ichthuscollege etc. etc. 

Soms staat er een ander woord tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord, zoals: het leuke liedje. Liedje is dan het zn. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn lidwoorden? 
  • Er bestaan drie lidwoorden: de, het en een

Een lidwoord komt altijd VOOR een zelfstandig naamwoord
de computer
- het kopje 
- een vogelhuisje

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Alle meervouden krijgen
de
als lidwoord.
Bijvoorbeeld: de huizen




Slide 11 - Tekstslide

 Zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud dus altijd de  en nooit het of een.  Ook al staat er in het enkelvoud het  voor het zelfstandig naamwoord.

Bron foto: Jennifer C., Flickr

Let op!


Alle verkleinwoorden krijgen het als lidwoord.
Bijvoorbeeld: het huisje


Slide 12 - Tekstslide

 Zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud dus altijd de  en nooit het of een.  Ook al staat er in het enkelvoud het  voor het zelfstandig naamwoord.

Bron foto: Jennifer C., Flickr

lidwoord
zelfstandig naamwoord
werkwoord
de
vogels
vliegen

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

LW deel 2
De drie lidwoorden worden verdeeld in

bepaalde lidwoord (blw): de, het (geeft één speciaal ding aan)

onbepaalde lidwoord
: een (kan elke willekeurig ding zijn)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde
B
onbepaalde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord is het onbepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een lidwoord is....
A
Het
B
Een
C
De
D
Alledrie (a, b en c)

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zelfstandig naamwoord is..
A
Een werkwoord
B
De/het/een
C
Een mens, dier, ding of plant
D
Een zelfstandig persoon

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


huis
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


rijst
A
zelfstandig naamwoord
B
voorzetsel
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Londen
A
Werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


het
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


twee
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


een
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


de
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


ene
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
5.1 werkwoord blz 198
en 5.3 lidwoord en zelfstandignaamwoord blz 202 opdracht 1 t/m 5
Klaar?
Ga naar magister> leermiddelen> nieuw nederlands> boek openen> cursus 5 grammatica> maken: werkwoord en lidwoord/zelfstandignaamwoord 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies