ZNW LW

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  1. Je weet wat een lidwoord is
  2. Je weet wat een zelfstandig naamwoord is

Slide 1 - Tekstslide

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een lidwoord?
timer
0:20
A
Wat iemand kan
B
de, het, een
C
namen en mensen
D
Wie of wat

Slide 2 - Quizvraag

Nieuw hoofdstuk: lidwoorden en zelfstandig naamwoorden.

Wat is een zelfstandig naamwoord?
timer
0:20
A
een naam
B
zelfde als 'de, het, een'
C
mens, dier, plant of ding
D
Wie of wat

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn lidwoorden? 
  • Er bestaan drie lidwoorden: de, het en een

Een lidwoord komt altijd VOOR een zelfstandig naamwoord
de computer
- het kopje 
- een vogelhuisje
                                 Automatisch gebruiken wij de juiste lidwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 5 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Een zelfstandig naamwoord is altijd een mens, dier, plant of ding. 
Voorbeelden: Olifant, laptop, huis, fiets, liedje. 

Namen zijn ook zelfstandig naamwoorden!
Voorbeelden: Ise, Sander, Jaimy, Iris, Kampen, IJsselmuiden,  Ichthuscollege etc. etc. 

Soms staat er een ander woord tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord, zoals: het leuke liedje. Liedje is dan het zn. 

Slide 6 - Tekstslide

Startopdracht doen we samen
Wat heb je vanochtend gegeten?

Daar maak je een verkleinwoordje van.
Verkleinwoordje = een woord kleiner maken.

Bijvoorbeeld: De banaan-het banaantje. De yoghurt- het yoghurtje

Slide 7 - Tekstslide

Een lidwoord is....
timer
0:15
A
Het
B
Een
C
De
D
Alledrie (a, b en c)

Slide 8 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord is..
timer
0:20
A
Een werkwoord
B
Een plaatsnaam
C
Een mens, dier, ding of plant
D
Een zelfstandig persoon

Slide 9 - Quizvraag

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een lidwoord.
timer
0:12
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag