Havo 4 Nectar 2.2 Mutatie

Paragraaf 2.2 Mutaties
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.2 Mutaties

Slide 1 - Tekstslide

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 2 - Sleepvraag

-Van DNA naar RNA vindt plaats in (1)
-Van RNA naar eiwit vindt plaats in (2)
A
(1) cytoplasma (2) ribosomen
B
(1) celkern (2) cytoplasma
C
(1) ribosomen (2) mitochondrium
D
(1) cytoplasma (2) ribosomen

Slide 3 - Quizvraag

Welke organellen zorgen voor de eiwitsynthese?
A
RNA
B
mitochondriën
C
plastiden
D
ribosomen

Slide 4 - Quizvraag

Bouwstenen
Molecuul
Eiwit
RNA
DNA
Nucleotiden met stikstofbasen A, T, G en C
Nucleotiden met stikstofbasen A, U, G en C
Aminozuren

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de juiste volgorde?
A
RNA -> DNA -> eiwit
B
DNA -> RNA -> eiwit
C
DNA -> eiwit -> RNA
D
Eiwit -> RNA -> DNA

Slide 6 - Quizvraag

De volgende RNA code wordt vertaald

- UAC GGA AAG UCA UGA -

Wat wordt de gemaakte aminozuurvolgorde?
A
Tyr - Gly - Phe - Ser - Thr
B
Thr - Gly - Asn - Tyr (- stop)
C
Ile - Pro - Phe - Arg - Thr
D
Tyr - Gly - Lys - Ser (- stop)

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van organellen die betrokken zijn bij eiwitsynthese?
A
Ribosoom - Celkern - Golgi - ER
B
ER - Golgi - Vacuole - Celkern
C
Celkern- Golgi - ER - Ribosoom
D
Celkern - Ribosoom - ER - Golgi

Slide 8 - Quizvraag

DNA code: ATCGAC
Welke RNA code hoort daarbij?
A
ATCGAC
B
AUCGAC
C
UAGCUG
D
TAGCTG

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 2.2

Slide 11 - Tekstslide

DNA en RNA

Slide 12 - Tekstslide

DNA
BiNaS 71E

Slide 13 - Tekstslide

DNA

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide


Geef de 1 letter code van de aminozuren van dit eiwit.

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat is een mutatie?
A
Verandering in je fenotype
B
Is iemand die er anders uitziet. Zoals een albino
C
Een ongecontroleerde celdeling
D
een plotselinge verandering in het genotype van een cel

Slide 35 - Quizvraag

Koolhydraat
Vet
Nucleotiden
Glycerol
Eiwit
Monosacchariden
Nucleotiden
Aminozuren
Vetzuren

Slide 36 - Sleepvraag

Welk organel is niet betrokken bij eiwitsynthese?
A
Celkern
B
Endoplasmatisch reticulum
C
Ribosoom
D
Lysosoom

Slide 37 - Quizvraag

Wat heeft grotere gevolgen:
Een mutatie in een geslachtscel of een mutatie in een lichaamscel?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Beide evenveel

Slide 38 - Quizvraag

Sleep het juiste aminozuur naar de juiste codon. Klik op het oog voor de kaart!
AUG
CGG
UAU
AGU
GCC
UGG
CUG
GGU
Met
Arg
Tyr
Ala
Ala
Trp
Leu
Cys
Asn
Val
STOP
Gly
Ile
Lys
Phe
Ser
Pro

Slide 39 - Sleepvraag

Welke organellen zijn betrokken bij de eiwitsynthese?
A
Onderdeel B, E en F
B
Onderdeel E
C
Onderdeel D en F
D
Onderdeel E en F

Slide 40 - Quizvraag

Leerdoelen 2.2

Slide 41 - Tekstslide


  • Lezen paragraaf 2.3 (5 min!)
  • Maken 2.2: opdracht 38-41, 44, 46
Aan het werk

Slide 42 - Tekstslide