Oefentoets H3 Elektriciteit

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

In een parallelschakeling loopt altijd dezelfde stroom door alle apparaten.

1. Waar
2. Niet waar

Als je in een parallelschakeling 1 lampje eruit draait, blijven de andere lampjes branden.

1. Waar
2. Niet waar

Hoe sluit je een voltmeter aan?

1. In serie
2. Parallel

Hiernaast staat een parallelschakeling van 3 lampjes, een schakelaar en een ampèremeter. Als de schakelaar dicht staat, wordt de stroom gemeten door...

1. Lampje A
2. Lampje B
3. Lampje A en B
4. Lampje B en C

Hiernaast staat een parallelschakeling van 3 lampjes, een schakelaar en een ampèremeter. Welke lampjes worden uitgezet met de schakelaar?

1. Lampje A
2. Lampje B
3. Lampje A en B
4. Lampje B en C

Op een lampje staat 6,0 V, 250 mA. Wat zijn de weerstand en het vermogen als het lampje goed brandt?

1. R = 1,5 Ω P = 24 W
2. R = 24 Ω P = 1,5 W
3. R = 1500 Ω P = 0,024 W
4. R = 0,024 Ω P = 1500 W

Grootheid	Symbool	Eenheid	Afkorting
Spanning
	I
		Watt

Ω

Sleep alle letters/woorden naar de juiste plek in de tabel. Niet alle letters/woorden zijn nodig, er blijven er 3 over!

U

Volt

V

Stroomsterkte

Ampère

A

Weerstand

R

Vermogen

P

W

Ohm

Energie

E

kWh

Drie weerstanden zijn aangesloten op een spanningsbron. De hoofdstroom is 3,2 A, de stroom door de weerstand van 10 Ω is 1,9 A.
Bereken de grootte van weerstand x.

Een oven staat 30 minuten aan. De gebruikte elektrische energie is 2520 kJ.
Bereken het vermogen dat het stopcontact levert.

In figuur 1 staat het I,U-diagram van een lampje. Leg met behulp van figuur 1 uit of de weerstand van het lampje toeneemt of afneemt als de spanning over het lampje groter wordt.

Op een waterkoker staat 230 V, 600 W. Bereken de weerstand van de waterkoker.

R1 = 15 Ω
R2 = 40 Ω
R3 = 20 Ω
R4 = 10 Ω
Bereken de totale weerstand. (Plus-vraag)