T3 Relative pronouns

TL3: Your future Chapter 5
Grammar 13: Relative Pronouns
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

TL3: Your future Chapter 5
Grammar 13: Relative Pronouns

Slide 1 - Tekstslide

relative pronouns

Slide 2 - Tekstslide

Relative clauses 

Een relative clause is een bijzin die extra informatie geeft over iets of iemand. Deze bijzinnen kunnen met een aantal woorden beginnen:


Slide 3 - Tekstslide

Relative pronouns
Relative pronoun verwijst naar:
that
who
whose
which
where
persoon, dier, ding
persoon
bezit
dier, ding
plaats
Na een komma gebruik je nooit 'that'

Slide 4 - Tekstslide

Who
Gebruik je als de bijzin iets zegt over een persoon
She is the girl who won the prize
Sam, who lives next door, is my best friend.

Whose
Gebruik je als je bezit aangeeft. In het NL zeg je dan 'van wie' of 'waarvan'
The girl, whose dad is a bus driver, always walks to school.

Slide 5 - Tekstslide

Which/That
Gebruik je als de bijzin iets zegt over dieren of dingen.

Gebruik which als de die info kan weglaten. 
Gebruik komma's.
The food, which my mother cooked, tastes great.

Gebruik that als je die informatie niet kan weglaten.
Gebruik geen komma's.
The cat that is on the chair is mine.

Slide 6 - Tekstslide

Relative pronouns- bv
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged, to her friend.
relative pronoun

Slide 7 - Tekstslide

RELATIVE PRONOUNS
IMPORTANT:

WHO: bij mensen
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een komma!)

Slide 8 - Tekstslide

That is the woman ___ lives next door to my aunt and uncle.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 9 - Quizvraag

This is the movie ____ I like best
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 10 - Quizvraag

The sweater ___ I bought at the mall is green.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 11 - Quizvraag

He's the boy ____ mother is a famous singer.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 12 - Quizvraag

The new iPhone, ...
has a two-year guarantee, costs almost $1300.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 13 - Quizvraag

This is the action film ...... I like so much!
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 14 - Quizvraag

Mag hier "that" ?
Thom, .... is in my class, is 15 years old.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Mag hier "that" ?
The only Bond film ... I like is Skyfall.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

This is the woman .......
asked Tim for money yesterday.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 17 - Quizvraag

Do you like the dog .....
is under the table?
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 18 - Quizvraag

*We had spaghetti for dinner last night, .... is my favourite meal.
A
who
B
which
C
whose
D
that

Slide 19 - Quizvraag

Extra oefenen met 
de relative pronouns?
kijk op de volgende slides


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Questions, questions, questions???

Slide 25 - Tekstslide

Individual work
Theme 5, workbook B:
GS p.60: 2-3-4
B p. 64: 10-11-12-13-14-15-16
C p. 68: 19-21-22
D p. 72: 25
E p. 76: 29-30-31a-32-33
DONE? --> quizlet

Slide 26 - Tekstslide