Koppel het juiste argument aan de juiste betekenis
1. controleerbare feiten of onderzoek A Je ondersteunt je standpunt met voorbeelden
2. Ervaring/empirisch argument B Je haalt een deskundige aan
3. Gezag of autoriteit C Het negatieve dat volgt licht je uit.
4. Vergelijking D Je argument is ontleend aan religie, idealen.
5. Voorbeelden E Gebeurtenissen die meerdere keren plaatsvonden
6. Nuttige of gewenste gevolgen F Argument is gebaseerd op gevoel of intuïtie.
7. Ongewenste gevolgen G Objectieve feiten gebaseerd op onderzoek
8. Veronderstelling of vermoedens H Je argument is een verwachting van wat er komt.
9. Persoonlijke overtuiging I Het positieve dat volgt licht je uit.
10. Emoties J Je stelt het een gelijk aan het ander.